ECLI:NL:RBDHA:2021:14843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
AWB 21/1606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over gezinsleven en jongvolwassenenbeleid in asielzaak

In deze zaak hebben eisers, een Syrisch gezin, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 23 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers zich beroepen op artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen gezinsleven bestaat tussen de eisers en hun zoon, referent, die in Nederland asiel heeft aangevraagd. De staatssecretaris had de gezinsband als verbroken beschouwd, onder andere omdat referent na zijn vertrek uit Syrië in Turkije heeft gewoond en gewerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderbouwd waarom er geen sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de eisers en referent, vooral gezien de medische omstandigheden van de eisers die mantelzorg vereisen. De rechtbank heeft de zaak ongegrond verklaard, maar heeft wel de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen benadrukt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/1606

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiser,

V-nummer: [Nummer 1]
[Naam 2], eiseres,
V-nummer: [Nummer 2]
hierna te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M. Wiersma)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. Visschers)

Procesverloop

Eiser hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 februari 2021 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. [Naam 3], (referent, de zoon van eisers) is verschenen en B. Naseh heeft getolkt. Verweerder heeft zich via een beeldverbinding laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum 1] en eiseres is geboren op [Geboortedatum 2]. Referent is geboren op [Geboortedatum 3] en is sinds 19 juni 2019 in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Referent en eisers hebben allen de Syrische nationaliteit. Op 4 september 2019 heeft referent namens eisers een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het verblijfsdoel ‘familie en gezinsleven’. Bij besluit van 23 september 2020 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers daartegen ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat tussen eisers en referent geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] nu er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eisers en referent. Verweerder beschouwt de gezinsband tussen referent en eisers als verbroken. Referent had in Syrië een relatie. Daarnaast heeft hij na zijn vertrek uit Syrië nog ruim een jaar gewoond en gewerkt in Turkije.
3. Eisers hebben zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM met referent heeft aangenomen. Primair voeren eisers aan dat referent aangemerkt dient te worden als jongvolwassene. Hij is uit Syrië gevlucht toen hij 27 jaar was. Tot die tijd heeft referent altijd bij zijn ouders gewoond. Referent heeft in Syrië een vriendin gehad maar dit betekent niet dat de gezinsband met eisers is verbroken. Evenmin is de gezinsband verbroken omdat hij in Turkije heeft verbleven. Referent heeft geprobeerd om in Turkije verblijf te verkrijgen zodat zijn ouders konden nareizen. Toen dit niet lukte is hij verder gereisd naar Nederland. Eisers voeren subsidiair aan dat er tussen hen en referent wel degelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Eiseres heeft diabetes en is slechtziend. Eiser heeft hartklachten, jicht en chronische voetinfecties. Zij hebben mantelzorg nodig en referent is de enige die hierin kan voorzien nu de andere kinderen niet meer in Syrië verblijven. Eisers hebben in beroep ter onderbouwing van hun medische afhankelijkheid van referent twee getuigenverklaringen overgelegd. In de verklaring van de buurvrouw van eisers van 9 augustus 2021 verklaart zij dat zij niet meer voor eisers kan zorgen omdat zij voor haar eigen moeder zorgt. In de ongedateerde verklaring van de tante van referent is verklaard dat eisers afhankelijk zijn van referent.
4. Verweerder heeft bij verweerschrift van 12 augustus 2021 gereageerd op het beroep van eisers op het jongvolwassenenbeleid. Verweerder handhaaft zijn in het primaire besluit ingenomen standpunt dat het jongvolwassenenbeleid op referent niet van toepassing is. Verweerder merkt kinderen met een leeftijd van 18 tot ongeveer 25 jaar aan als jongvolwassenen in de zin van paragraaf B7/3.8.1 van de Vc. [2] Referent was ten tijde van zijn asielaanvraag ruim 28 jaar oud. Er kan dan ook niet redelijkerwijs worden gesteld dat referent binnen de leeftijdsgrenzen valt. Verder hebben eisers geen concrete, relevante feiten en omstandigheden aangevoerd waarom referent ondanks zijn leeftijd toch aangemerkt moet worden als jongvolwassene. De enkele stelling dat referent altijd bij eisers heeft gewoond en de verwijzing naar de omstandigheden van zijn vlucht, zijn hiertoe onvoldoende. Ter zitting heeft verweerder het aanvullende standpunt ingenomen dat referent voorafgaand zijn aankomst in Nederland niet heeft samengewoond met eisers. Referent heeft nog ruim een jaar in Turkije gewoond en voor zichzelf gezorgd.
5. Bij schrijven van 20 oktober 2021 hebben eisers de gronden van beroep aangevuld. Ter onderbouwing van eisers medische afhankelijkheid van referent hebben zij nog twee recente medische verklaringen overgelegd. In het kader van de leeftijdsgrens zoals gehanteerd wordt in het jongvolwassenenbeleid hebben eisers nog een beroep gedaan op een aantal uitspraken van het EHRM [3] , namelijk Pormes t. Nederland [4] en Boujlifa tegen Frankrijk [5] . Daarnaast hebben zij een beroep gedaan op een tweetal uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle van 11 mei 2021 en zittingsplaats Middelburg van 27 februari 2020. [6]
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Het beleid dat geldt voor jongvolwassenen staat in paragraaf B7/3.8 van de Vc. Volgens dit beleid, voor zover hier van belang, neemt verweerder familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen alleen aan als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd. In andere gevallen wordt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen alleen aangenomen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’) tussen het meerderjarige kind en zijn of haar ouder(s).
7. In geschil is of referent als jongvolwassene moet worden beschouwd en of de gezinsband tussen referent en eisers verbroken is. Verder is in geschil, indien referent niet valt onder het jongvolwassenenbeleid, of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent zodat op grond hiervan gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM moet worden aangenomen.
Jongvolwassenenbeleid
8. Naar van het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat referent geen geslaagd beroep op het jongvolwassenbeleid kan doen. Weliswaar volgt uit de jurisprudentie van het EHRM en het daarop gebaseerde beleid niet een harde leeftijdsgrens tot wanneer een meerderjarige vreemdeling moet worden aangemerkt als jongvolwassene, maar de door verweerder gehanteerde leeftijdsgrens van ongeveer 25 jaar oud heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [7] niet onredelijk bevonden. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020 [8] volgt dat verweerder bij vreemdelingen van ongeveer 25 jaar oud op basis van de specifieke omstandigheden van het geval moet beoordelen of sprake is van een jongvolwassene. Verweerder heeft het standpunt dat referent niet kan worden beschouwd als jongvolwassene, niet alleen gebaseerd op de omstandigheid dat referent op het moment van inreis in Nederland (het peilmoment) ruim 28 jaar was, maar heeft daarbij ook betrokken dat referent na zijn vertrek uit Syrië ruim een jaar in Turkije heeft gewoond en gewerkt. Verder is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eisers op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle en zittingsplaats Middelburg, niet slaagt. In deze zaken gaat het weliswaar om jongvolwassenen die ook de leeftijd van 25 jaar al waren gepasseerd, maar verweerder heeft , anders dan in voornoemde gevallen, in dit geval wel voldoende gemotiveerd dat referent niet voldoet aan alle voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
9. Ook het beroep van eisers op de arresten van het EHRM slaagt niet omdat in deze zaken het een geheel andere beoordeling betrof. In beide zaken waren de vreemdelingen weliswaar ouder dan 25 jaar, maar daarbij ging het om een verblijfsbeëindiging en was de beoordeling van het privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aan de orde.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
10. Omdat verweerder referent niet als jongvolwassene heeft hoeven aanmerken, moet voor de vraag of tussen referent en zijn ouders sprake is van beschermingswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM beoordeeld worden of tussen hen een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat.
11. Niet in geschil is dat er geen financiële afhankelijkheid bestaat tussen eisers en referent. Eisers hebben gesteld dat zij vanwege hun medische problemen afhankelijk zijn van mantelzorg waarin eiser exclusief kan voorzien. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben eisers één dag voor de zitting twee medische verklaringen overgelegd. Het gaat om een verklaring van dokter Adham Burhan Al Din Shraiteh, medisch specialist voor oogheelkunde en oogchirurgie van 6 oktober 2021 ten aanzien van eiseres en een verklaring van dokter Taufiq Hasan Walid van 6 oktober 2021 ten aanzien van eiser. Verweerder is ter zitting in de gelegenheid gesteld hier op te reageren. Primair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er ex tunc getoetst wordt en dat de verklaringen te laat zijn ingediend. Subsidiair stelt verweerder dat niet inzichtelijk is hoe deze verklaringen tot stand zijn gekomen. Verder volgt uit de verklaringen niet dat alleen referent voor eisers zou kunnen zorgen.
12. De rechtbank neemt de stukken, ondanks de late indiening, mee in de beoordeling van het beroep. De informatie betreft namelijk een nadere onderbouwing van een eerder door eisers ingenomen standpunt en verweerder heeft hierop ter zitting kunnen reageren.
13. De medische verklaringen luiden als volgt.
Ten aanzien van eiseres:
’De patiënte [Naam 4] […naam onduidelijk: [Naam 5]?], geboren in 1960, lijdt aan diabetische retinopathie […woord onleesbaar] met glasvochtbloeding en […en enkele woorden onleesbaar]. Zij heeft behoefte aan vitrectomie van het netvlies in beide ogen door middel van laser en naalden binnenin het glasvocht van beide ogen vanwege de ernstige achteruitgang van de visussterkte […woord onleesbaar] rechts minder dan twee tiende en links minder dan één tiende. […woord onleesbaar]:
1- diabetische rethinopatie […woord onleesbaar] in beide ogen
2- glasvochtbloeding in beide ogen
3- diabetische […woord onleesbaar] pathie in beide ogen’
Ten aanzien van eiser: ‘
De patiënt [Naam 6], 73 jaar oud, heeft verhoogde slagaderlijke bloeddruk met hart [enkele woorden onleesbaar] en verhoogde [woord onleesbaar]. Hij wordt hiervoor behandeld en heeft behoefte aan assistentie en de nabijheid van zijn kinderen omdat hij geen andere personen heeft die hem kunnen assisteren.’
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ter zitting niet ten onrechte gesteld dat deze verklaringen onvoldoende zijn om vast te stellen dat eisers mantelzorg nodig hebben. Evenmin is concreet onderbouwd waarom de zorg van hun artsen in dit kader ontoereikend is. Aan de stelling dat referent de meest aangewezen persoon is om deze zorg te verlenen wordt dan ook niet meer toegekomen. De getuigenverklaringen kunnen daarom onbesproken blijven. Omdat er geen andere omstandigheden zijn aangevoerd, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Uitspraak 28 juli 2020, ECLI:CE:ECHR:2020:0702JUD002540214.
5.Uitspraak van 21 oktober 1997, ECLI:CE:ECHR:1997:102JUD002540494.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2018, ECLI:Nl:RVS:2018:3761.