In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn vader in Nederland te kunnen wonen, maar deze aanvraag was afgewezen. Verweerder stelde dat eiser, die op het moment van de aanvraag 27 jaar oud was, niet onder het jongvolwassenenbeleid viel, omdat hij ouder was dan 25 jaar. Eiser betwistte dit en voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die hem als jongvolwassene moesten aanmerken, zoals zijn afkomst uit een oorlogsgebied en de afhankelijkheid van zijn ouders.
De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet als jongvolwassene kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de leeftijdsgrens van 25 jaar niet onredelijk was, maar dat verweerder deze niet zonder meer had kunnen hanteren zonder rekening te houden met de specifieke omstandigheden van eiser. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van eiser en dat het besluit om de aanvraag af te wijzen onvoldoende was gemotiveerd. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.
De rechtbank oordeelde verder dat eiser recht had op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die op € 1602,-- werden vastgesteld. De uitspraak kan binnen vier weken na verzending worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.