In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 februari 2020, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser, een Syrische jongvolwassene, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, na de verkrijging van een verblijfsvergunning asiel door zijn moeder. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ten onrechte had gesteld dat eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid viel, omdat hij 28 jaar oud was. De rechtbank stelde vast dat de leeftijdsgrens van 25 jaar, zoals gehanteerd door verweerder, niet onredelijk is, maar dat in het geval van eiser bijzondere omstandigheden aanwezig waren die maakten dat hij toch als jongvolwassene moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet als jongvolwassene werd beschouwd, ondanks zijn leeftijd. Bovendien werd vastgesteld dat eiser niet in zijn eigen onderhoud voorzag en dat er een afhankelijkheidsrelatie bestond met zijn moeder. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.050,-, en moest het betaalde griffierecht vergoeden.