ECLI:NL:RBDHA:2021:14810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet toewijzing van de functie junior informatiemanager en de toepassing van het beginsel van horizontale mobiliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, en de minister van Defensie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister om de functie van junior informatiemanager niet aan hem toe te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de functie niet heeft gepubliceerd met bevorderingsruimte, omdat alleen militairen in de rang van kapitein in de selectie zijn meegenomen. Eiser, die in de rang van opperwachtmeester werkt, was niet geselecteerd omdat hij niet voldeed aan de functie-eisen die aan de rang van kapitein waren verbonden.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister bij het toewijzen van functies een discretionaire bevoegdheid heeft en dat de rechterlijke toetsing van deze bevoegdheid terughoudend moet zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat hij niet eerlijk was behandeld in de sollicitatieprocedure, niet kunnen volgen. De minister had voldoende gemotiveerd waarom de functie niet met bevorderingsruimte was gepubliceerd en dat dit in het belang van de organisatie was. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de frustraties van eiser begrijpelijk zijn, maar dat de minister hem op de mogelijkheden heeft gewezen om een officiersfunctie te bereiken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4878

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de minister van defensie, verweerder

(gemachtigde: kapitein mr. A.C.M. Winnubst).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de functie van junior informatiemanager niet aan eiser toegewezen.
Bij besluit van 25 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 24 november 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser werkt bij de Koninklijke Marechaussee in rang van opperwachtmeester. Eiser is in het kader van loopbaanbeleid in de gelegenheid gesteld een HBO diploma Business IT & Management te behalen. Hij heeft zijn interesse kenbaar gemaakt voor de functie van junior informatiemanager.
2. Verweerder heeft eiser medegedeeld dat hij niet is meegenomen in de voorselectie, omdat eiser niet beschikt over de aan de functie verbonden rang van kapitein. Omdat de vacature was gepubliceerd zonder bevorderruimte (verticale functietoewijzing), zijn alleen militairen in de rang van kapitein meegenomen in de selectie.
3. Eiser voert aan dat hij niet bekend is met de zogenoemde standaardprocedure, waarbij vacatures worden gepubliceerd zonder bevorderruimte. Verweerder heeft niet goed gemotiveerd waarom deze handelswijze in het belang is van de organisatie, waardoor eiser geen eerlijke kans is geboden in deze sollicitatieprocedure.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Zoals de hoogste bestuursrechter eerder heeft overwogen in de uitspraak van 7 maart 2013 komt verweerder bij het al dan niet toewijzen van een functie, met inbegrip van de te hanteren functie-eisen, een discretionaire bevoegdheid toe. [1] Dit brengt mee dat de toetsing door de rechter van de gebruikmaking van die bevoegdheid terughoudend moet zijn. Het beleid van verweerder om vast te houden aan vaste loopbaanpatronen acht de hoogste bestuursrechter niet onredelijk. [2] Daarbij is onder meer van belang dat de doorstroom- en bevorderingsruimte naar een bepaalde rang beperkt is. Het beleid om toepassing te geven aan het beginsel van horizontale mobiliteit, waarbij meerwaarde wordt toegekend aan het al bekleden van een rang die aan de functie is verbonden, levert volgens de CRvB geen strijd op met de criteria van artikel 20 van het AMAR. [3]
5. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat de functie niet met bevorderingsruimte is gepubliceerd, omdat het een paarse functie betreft, een functie die defensiebreed is. Het is organisatorisch niet gewenst om een opperwachtmeester in een kapiteinsfunctie te zetten. Dit betekent dat eiser na de functieduur van drie jaar als kapitein terug zou moet keren naar de Koninklijke Marechaussee, waar dan niet verzekerd is dat er plek is voor een kapitein. Met het oog op een gezond functiegebouw heeft verweerder de afweging gemaakt om de functie niet te publiceren met bevorderingsruimte. Verweerder heeft benadrukt dat wanneer bij hoge uitzondering sprake is van bevorderruimte hiervan expliciet een melding wordt gemaakt in de vacaturetekst. Gelet op het voorgaande kunnen de beroepsgronden niet slagen. De rechtbank begrijpt de frustraties van eiser nu hij vaststelt dat het afronden van zijn HBO opleiding, niet direct gevolg heeft voor zijn mogelijkheden om een officiersfunctie te vervullen. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder eiser op de mogelijkheden heeft gewezen hoe een onderofficier de functie van officier kan bereiken.
6.
Het beroep is ongegrond.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, CRvB, (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3520).
2.Zie de uitspraak van 20 september 2018 van de CRvB, (ECLI:NL:CRVB:2018:2979).
3.Zie de uitspraak van 26 april 2018 van de CRvB, (ECLI:NL:CRVB:2018:1314).