ECLI:NL:RBDHA:2021:14723
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inkomensvereiste en arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 december 2021, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ongegrond verklaard. Eiser, van Turkse nationaliteit, had de aanvraag ingediend om bij zijn partner, die de Nederlandse nationaliteit heeft, te kunnen wonen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op basis van het niet voldoen aan het inkomensvereiste. De rechtbank oordeelde dat de partner van eiser, referente, niet over voldoende en duurzaam inkomen beschikte, wat een vereiste is voor de verlening van de mvv. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris op goede gronden heeft gehandeld. Eiser had aangevoerd dat referente volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de bijzondere omstandigheden en de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de staatssecretaris niet in strijd met de wet had gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve belemmeringen waren voor referente om in Turkije te verblijven en dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan die van eiser. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien verweerder terecht had geoordeeld dat het bezwaar van eiser niet kon leiden tot een andersluidend besluit. De uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van Beek, rechter, en is openbaar gemaakt.