6.8.Het door verweerder ter zitting subsidiair ingenomen standpunt dat de intrekking ook zijn grondslag vindt in artikel 54, derde lid, van de Pw slaagt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet. Bij een intrekking van een AIO-aanvulling met toepassing van dit artikel ligt het op de weg van verweerder om aan de hand van uit onderzoek verkregen gegevens aannemelijk te maken dat eiser op enigerlei wijze onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft gegeven en dat als gevolg daarvan de aanvulling niet rechtmatig zou zijn verleend. Van een dergelijk onderzoek op basis waarvan kan worden vastgesteld dat eiser onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Het enkele feit dat het ingevulde informatieformulier vragen oproept - iets wat niet betwist wordt door de gemachtigde van eiser - is daarvoor onvoldoende. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat uit het dossier niet blijkt van andere informatie waaruit volgt dat eiser onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft gegeven over zijn vermogen. Tegen deze achtergrond is het enkele feit dat eiser de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd onvoldoende om te concluderen dat eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Pw niet of niet naar behoren is nagekomen.
7. Het beroep is gegrond en de voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit. De voorzieningenrechter voorziet zelf in de zaak, in die zin dat de primaire besluiten worden herroepen. Omdat het beroep gegrond is en de zaak finaal wordt afgedaan, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8. Nu eiser wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht hoeft verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb het griffierecht te vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is en herroeping van de primaire besluiten volgt, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij in beroep en bezwaar heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Vanwege de uitkomst van de zaak heeft die vergoeding ook betrekking op het verzoek om voorlopige voorziening. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 5.0 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,-, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift om een voorlopige voorziening met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 3.312,-.