ECLI:NL:RBDHA:2021:14530

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/4576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van mvv voor verblijf bij familie- of gezinslid en DNA-onderzoek in Ethiopië

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021, hebben eisers, bestaande uit meerdere Eritrese nationaliteiten, beroep ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen voor het doel 'verblijf bij familie- of gezinslid'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris het bezwaar van eisers tegen de eerdere afwijzing van hun aanvraag ongegrond heeft verklaard. De eisers hebben niet kunnen aantonen dat zij beschikbaar waren voor een DNA-onderzoek op de Nederlandse ambassade in Ethiopië, wat noodzakelijk was om de familierechtelijke relatie met hun referent aan te tonen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om het bezwaar aan te houden tot een onbekend moment in de toekomst en dat er geen absolute onmogelijkheid was voor eisers om uit te reizen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de stelling van eisers dat er sprake was van een schending van artikel 8 van het EVRM niet kan worden onderbouwd, omdat er geen duidelijkheid was over de familierechtelijke relatie. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4576

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiser 1, V-nummer: [Nummer 1]

[Naam 2], eiseres 1, V-nummer: [Nummer 2]
[Naam 3], eiseres 2, V-nummer: [Nummer 3]
[Naam 4], eiser 2, V-nummer: [Nummer 4]
[Naam 5], eiseres 3, V-nummer: [Nummer 5]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de weigering om hen een mvv [1] voor het doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ te verlenen ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 10 november 2021 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met nummer AWB 21/4574, op 17 november 2021 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Referent en de tante van referent zijn verschenen. Als tolk is verschenen A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1970, [Geb. datum] 1977, [Geb. datum] 2008, [Geb. datum] 2011 en [Geb. datum] 2014 en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Eiser 1 en eiseres 1 beogen verblijf bij hun gestelde zoon, en eiseres 2, eiser 2 en eiseres 3 bij hun gestelde broer, [Naam 6] (referent). Referent heeft sinds 3 juni 2019 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 12 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de identiteit van eiser 1 en eiseres 1 (de ouders) is aangetoond. Verweerder heeft bewijsnood aangenomen voor de identiteit van eiseres 2, eiser 2 en eiseres 3 (de kinderen) en voor het aantonen van de onderlinge familierechtelijke relatie tussen eisers en referent. Eisers zijn daarom uitgenodigd voor een DNA-onderzoek op de Nederlandse ambassade in [plaatsnaam] (Ethiopië) om de familierechtelijke relatie met referent alsnog aannemelijk te maken. Eisers waren echter niet beschikbaar voor dit onderzoek en hebben ook geen termijn gegeven waarbinnen zij wel beschikbaar zullen zijn.
3. Op wat eisers daartegen aanvoeren wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eisers stellen dat het bestreden besluit in strijd is met het Soeverein Besluit van 12 december 1813, de Vw [2] , het Vb [3] , het VV [4] , de Vc [5] , de Awb [6] en de geldende jurisprudentie. Deze niet nader onderbouwde stelling kan niet worden aangemerkt als een voldoende op het concrete geval betrekking hebbende beroepsgrond. Eisers hebben niet onderbouwd met welke (wets)artikelen, beleidsregels of jurisprudentie het besluit strijdig is.
5. Eisers stellen dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te wachten tot zij konden uitreizen voor nader onderzoek op de Nederlandse ambassade in [plaatsnaam] of [plaatsnaam]. Verweerder heeft echter terecht overwogen dat eisers niet hebben toegelicht binnen welke termijn zij verwachten Eritrea dan wel uit te kunnen reizen. Verweerder was niet gehouden om het bezwaar aan te houden tot een onbekend moment in de (mogelijk zelfs: verre) toekomst waarop eisers wel in de gelegenheid zouden zijn om uit te reizen. Het staat eisers vrij om een nieuwe aanvraag in te dienen zodra zij kunnen uitreizen.
6. Eisers stellen verder dat niet valt in te zien waarom verweerder geen nader onderzoek heeft aangeboden in Eritrea. Er is daarom volgens hen ook sprake van een onzorgvuldig onderzoek en een ondeugdelijke motivering van het bestreden besluit. Eisers verwijzen hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. [7] De rechtbank volgt eisers niet in deze stelling. Uit de uitspraak van de Afdeling [8] van 24 december 2020 [9] volgt dat verweerder onder omstandigheden gehouden kan zijn aanvullend onderzoek op enige wijze te faciliteren. Uit deze uitspraak volgt verder dat op voorhand niet valt uit te sluiten dat onder omstandigheden dit faciliteren ook bestaat uit samenwerking met een andere EU-lidstaat of ten minste een onderzoek door verweerder naar die mogelijkheid. Dergelijke omstandigheden zijn in de onderhavige procedure echter niet aan de orde. Dat de reis naar Ethiopië gevaarlijk kan zijn, maakt nog niet dat deze in het geheel onmogelijk moet worden geacht. Nu er geen absolute onmogelijkheid is gebleken voor eisers om uit te reizen, is verweerder niet gehouden om nader onderzoek te faciliteren in Eritrea. Alleen de verwijzing door eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, is onvoldoende om van verweerder te verlangen dat hij, onverplicht en terwijl al onderzoek in Ethiopië is aangeboden, DNA-onderzoek ook in Eritrea mogelijk maakt.
7. Eisers voeren aan dat de weigering om hen een mvv te verlenen en nader onderzoek in Eritrea aan te bieden een schending oplevert van artikel 8 van het EVRM. [10] Verweerder kan echter niet aan een belangenafweging toekomen, nu daarvoor duidelijkheid is vereist over de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent. [11] Daarom kan er geen sprake kan zijn van een schending van artikel 8 van het EVRM.
8. Ten slotte stellen eisers dat er ten onrechte van horen in bezwaar is afgezien. Deze stelling treft geen doel. In artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat van horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Op voorhand was voldoende duidelijk dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent in bezwaar niet alsnog is aangetoond en dat eisers onverschoonbaar niet alsnog beschikbaar waren voor het door verweerder aangeboden DNA-onderzoek. Een gehoor zou daarom niet tot een ander besluit hebben geleid. Verweerder heeft dan ook terecht bepaald dat het bezwaar kennelijk ongegrond is, zodat van horen mocht worden afgezien.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, op 21 december 2021en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is niet in staat deze
uitspraak mee te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Voorschrift Vreemdelingen.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Algemene wet bestuursrecht.
7.Uitspraak van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:8345.
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 16 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3147) en 4 januari 2019 (ECLI: NL: RVS:2019:25).