Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een Wajong-uitkering had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet voldoende was gemotiveerd. Eiseres had in beroep aangevoerd dat zij op haar achttiende verjaardag, 27 november 2016, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De rechtbank vond het aannemelijk dat eiseres op dat moment geen arbeidsvermogen had, gebaseerd op medische stukken van haar behandelend psychiater en sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. De rechtbank stelde vast dat het Uwv niet het stappenplan van het Compendium Participatiewet had gevolgd bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. Hierdoor was het bestreden besluit in strijd met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.144,75 bedroegen, inclusief het griffierecht van € 48,-. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van griffier R.A.E. Bach.