8.3.De bewoners hebben tot slot betoogd dat verweerder niet heeft opgetreden tegen de met de bestemming strijdige bewoning van het pand aan het Van Polanenpark 105 te Wassenaar en doen hierbij een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overweegt dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat dit pand, in tegenstelling tot ‘Ivicke’, antikraak werd bewoond en dat het de bedoeling was dat dit pand een woonbestemming zou krijgen. Er is dus geen sprake van gelijke gevallen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep van MRWH is gegrond. De rechtbank zal bestreden besluit I, voor zover daarin is aangekondigd dat handhavend zal worden opgetreden tegen MIM, en bestreden besluit II vernietigen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan MRWH het door haar rechtsvoorganger betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door MRWH gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
12. Het beroep van de bewoners is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
13. Gelet op hetgeen door de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 16 december 2020 is overwogen en hetgeen ter zitting met partijen is besproken, schorst de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb bij wijze van voorlopige voorziening bestreden besluit III tot zes weken na verzending van deze uitspraak.