ECLI:NL:RBDHA:2021:1386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/09/606329 / KG RK 21-91
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in een omgangszaak met Skype-zitting

Op 22 februari 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.H. Klein Meuleman. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de behandeling van zijn verzoekschrift via een Skype-zitting en verzocht om een fysieke zitting. De rechter, mr. M. Dam, heeft dit verzoek afgewezen, wat verzoeker deed vrezen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de zitting via Skype te laten plaatsvinden een procedurele beslissing is en geen grond kan vormen voor wraking. De rechter heeft in haar reactie aangegeven dat de keuze voor een Skype-zitting te maken had met de coronamaatregelen en het tekort aan zittingszalen, en niet met de wensen van de verweerster. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. Het wrakingsverzoek werd dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer: 2021/3
zaak- /rekestnummer: C/09/606329 / KG RK 21-91
Beslissing van 22 februari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. W.H. Klein Meuleman te Rotterdam,
strekkende tot de wraking van:
mr. M. Dam,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
  • [belanghebbende 1] , verweerster in de hoofdzaak, bijgestaan door mr. N.M. van Leeuwen, advocaat te Den Haag;
  • de Raad voor de Kinderbescherming.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van mr. Klein Meuleman van 14 januari 2021 aan mr. M.A. van de Laarschot, president van de rechtbank Den Haag;
- de reactie van mr. Van de Laarschot op voornoemde brief van mr. Klein Meuleman van 21 januari 2021;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 januari 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 29 januari 2021;
- de brief van mr. Van Leeuwen van 4 februari 2021;
- de brief van mr. Klein Meuleman van 4 februari 2021, inhoudende een reactie op de schriftelijke reactie van de rechter en voornoemde brief van mr. Van Leeuwen, met bijlagen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- de raadsman van verzoeker, mr. W.H. Klein Meuleman.
De rechter, belanghebbende [belanghebbende 1] en mr. Van Leeuwen hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/583311 / FA RK 19-8330 tussen verzoeker, [belanghebbende 1] en de Raad voor de Kinderbescherming, betreffende een procedure over een omgangsregeling.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht door zijn raadsman bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Bij verzoeker is de vrees ontstaan dat de rechter niet onpartijdig is. De rechter heeft het verzoek van verweerster om de zitting via Skype te laten plaatsvinden zonder meer ingewilligd. Het verzoek van verzoeker om een fysieke behandeling van zijn verzoek heeft de rechter daarentegen zonder deugdelijke motivering afgewezen, terwijl het belang van een fysieke zitting in een omgangszaak evident is. De rechter heeft door op deze manier te handelen te kennen gegeven mee te gaan met de wensen van verweerster. Nadat de president van de rechtbank desgevraagd door mr. Klein Meuleman had aangegeven geen invloed aan te kunnen wenden op deze gang van zaken, zag verzoeker zich genoodzaakt de rechter te wraken.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op 29 januari 2021 schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze het verzoek van verzoeker om de mondelinge behandeling via een Skype-zitting te laten plaatsvinden zonder meer heeft ingewilligd en de rechter het verzoek van verzoeker om de mondeling behandeling fysiek te laten plaatsvinden zonder deugdelijke motivering heeft afgewezen.
3.3.
De rechter heeft in haar reactie aangegeven dat de rechtbank Den Haag door de coronacrisis kampt met een tekort aan zittingszalen en dat daarom ongeveer de helft van de familierechtzaken middels Skype-zittingen wordt afgedaan. Voor zover de rechter bekend is, is het verzoek van verzoeker dan ook om deze redenen door een griffiemedewerker op een Skype-zitting geplaatst en niet omdat verweerster daarom had verzocht. Vervolgens heeft mr. Klein Meuleman bezwaar tegen een Skype-zitting gemaakt, omdat verzoeker niet over de benodigde apparatuur zou beschikken. Mr. Van Leeuwen heeft aangegeven dat verweerster de voorkeur geeft aan een Skype-zitting wegens de voorgeschiedenis van partijen. De rechter heeft haar griffier mr. Klein Meuleman op 13 januari 2021 telefonisch laten informeren dat verzoeker voor een Skype-zitting al met een smartphone of laptop uit de voeten kan en dat zij daarom niet voornemens was verzoek aan te houden voor een fysieke zitting. Uit deze geschetste gang van zaken kan volgens de rechter niet worden afgeleid dat zij vooringenomen is.
3.4.
De wrakingskamer overweegt als volgt. De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter die de zaak behandelt de regie voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de procedure en de zitting en de wijze van behandeling. De rechter heeft in deze regierol een aanzienlijke vrijheid. De beslissing om de zitting via Skype te laten plaatsvinden, wat daarvoor ook de reden is geweest, is naar het oordeel van de wrakingskamer een beslissing over de wijze van behandeling respectievelijk het verloop van de procedure en de zitting. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Verder moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Door verzoeker is niet gesteld dat dit het geval is, en hiervan is de wrakingskamer ook niet gebleken.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker p/a zijn raadsman, mr. W.H. Klein Meuleman;
• verweerster in de hoofdzaak p/a haar raadsvrouw, mr. N.M. van Leeuwen;
• de Raad voor de Kinderbescherming;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A. van Steen, R. Cats en C.M. van der Kleijn, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S. van Holsteijn, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.