Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster
Procesverloop
(zaaknummer SGR 16/9451) ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Overwegingen
6 december 2018 en de uitspraak waarvan verzoekster herziening nastreeft dateert van
25 oktober 2017. Dit betekent dat het vonnis zelf niet kan worden aangemerkt als feit en/of omstandigheid dat/die heeft plaatsgevonden vóór de uitspraak als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
31 december 2012. Als gevolg hiervan kan niet geconcludeerd worden dat als de feiten en omstandigheden eerder bekend waren geweest bij de bestuursrechter zij tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Ter zitting heeft verzoekster naar voren gebracht dat er vanuit moet worden gegaan dat zij langer in een uitbuitingssituatie respectievelijk een situatie van mensenhandel heeft gezeten dan de periode waar het strafvonnis op ziet. De rechtbank ziet hierin onvoldoende aanleiding om te concluderen dat wel is voldaan aan het derde criterium. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het vonnis volgt dat verzoekster op 11 augustus 2017 tegenover de politie heeft verklaard dat zij sinds de zomer van 2011 een relatie had met de desbetreffende man, dat zij kort daarna zwanger is geraakt van hem, dat ze op 11 december 2012 is bevallen en dat ze in januari 2013 weer is begonnen met werken als prostituee. [1] Verder is van belang dat verzoekster ter zitting heeft aangegeven zich niet meer precies te kunnen herinneren wanneer ze de betrokken man heeft leren kennen en hoelang de situatie van dwang en uitbuiting zich precies heeft voorgedaan.