ECLI:NL:RBDHA:2018:14444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
09/767422-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mensenhandel, bedreiging en wapenbezit in Den Haag

Op 6 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man uit Den Haag, die werd beschuldigd van mensenhandel, bedreiging en wapenbezit. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaar. De man werd schuldig bevonden aan mensenhandel door twee slachtoffers gedurende 4,5 jaar te dwingen als prostituee te werken. Hij heeft hen geïsoleerd, gecontroleerd en ernstig bedreigd, waarbij hij hen dwong tot het zetten van tatoeages met zijn naam. De rechtbank oordeelde dat de man een ernstige inbreuk heeft gemaakt op het leven van de slachtoffers en alleen oog had voor het geld dat hij uit hun prostitutiewerkzaamheden kon halen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de man een vuurwapen in zijn bezit had en dat hij de slachtoffers met geweld heeft bedreigd. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek, waarbij de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers, getuigen en de verdachte heeft gewogen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf opgelegd die de ernst van de feiten recht doet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767422-17
Datum uitspraak: 6 december 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Den Haag op [geboortedatum] 1981,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 3 mei 2018, 11 juli 2018 en 27 september 2018 (steeds pro forma) en 22 november 2018 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Wever naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 november 2018 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking luidt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feiten 1 en 2), alsmede mishandeling en bedreiging van die [slachtoffer 2] en het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in zijn schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 5 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daar waar dit aangewezen is, zal de rechtbank nader ingaan op hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Ten aanzien van feit 3
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] , zoals hem onder feit 3 ten laste is gelegd. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van dit feit.
3.4.2
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
3.4.2.1 Feiten en omstandigheden
Bevindingen
Op 8 augustus 2017 heeft [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) contact opgenomen met het Haags Economisch Interventie Team (HEIT). [slachtoffer 1] vertelde dat zij samen met haar vriendin [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) slachtoffer was geworden van mensenhandel. Beiden wensten aangifte te doen. Vervolgens heeft de politie een afspraak gemaakt met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het doen van aangifte. [2]
Op 11 augustus 2017 is de politie, naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de [adres 1] te ‘s-Gravenzande gegaan. Daar hebben zij verkorte aangiftes in concept van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (separaat van elkaar) opgenomen. [3]
Verklaringen [slachtoffer 1]
Op 11 augustus 2017 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mensenhandel tegen de verdachte. Vervolgens is zij op 12 september 2017, 24 oktober 2017 en 4 januari 2018 nader gehoord door de politie. Tot slot is [slachtoffer 1] op 23 augustus 2018 door de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 1] heeft – samengevat – het volgende verklaard.
[slachtoffer 1] heeft in het verleden af en aan in de prostitutie gewerkt. Sinds de zomer van 2011 heeft [slachtoffer 1] een relatie met de verdachte. Zij was toen net bevallen van haar eerste kind en werkte niet. Kort daarna is zij voor de tweede keer zwanger geraakt, ditmaal van de verdachte. Tijdens haar tweede zwangerschap begon de verdachte erover dat hij wilde dat [slachtoffer 1] weer in de prostitutie zou gaan werken. De verdachte hield haar voor dat zij anders niets konden opbouwen samen. Toen de bevalling naderde had hij het er continu over en vroeg hij [slachtoffer 1] wanneer zij weer kon gaan werken. Hij voerde de druk op. Op 11 december 2012 is [slachtoffer 1] bevallen en in januari 2013 is zij weer begonnen met werken als prostituee. [slachtoffer 1] wilde dat niet, maar de verdachte zei dat hij wilde dat zij dat deed. De verdachte wilde dat [slachtoffer 1] ongeveer een jaar of anderhalf zou werken en daarna zou stoppen om voor de kinderen te zorgen. Toen [slachtoffer 1] eenmaal weer aan het werk was, wilde de verdachte niet meer dat zij zou stoppen; het leverde genoeg geld op. Desgevraagd heeft [slachtoffer 1] bevestigd dat het ging om een periode van 4,5 jaar waarin zij moest werken onder voorwaarden die zij niet wilde. [4]
Het geld dat [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende moest zij aan de verdachte geven of ergens neerleggen zodat hij het kon pakken. Ze moest haar geld elke dag afgeven. [5] Als [slachtoffer 1] zelf iets wilde uitgeven van haar verdiensten, dan moest zij eerst toestemming vragen aan de verdachte. Zij mocht niets zonder toestemming doen. [6]
De verdachte werkte niet en heeft nooit gewerkt. Hij had een UWV uitkering. [7] [slachtoffer 1] stortte een deel van haar verdiende geld op de rekening om de vaste lasten te betalen. Contant geld werd door de verdachte gewoon gepakt. Soms waren dat bedragen van
€ 10.000,- of € 20.000,-. Hij vroeg daar niet de toestemming van [slachtoffer 1] voor. [8] De verdachte leefde van de verdiensten van [slachtoffer 1] . Hij kocht er dure merkkleding van, schoenen, sieraden, zijn auto en zijn eten. Ook gokte hij ervan. Alles wat hij deed, deed hij van het geld van [slachtoffer 1] . [9]
[slachtoffer 1] heeft in Doetinchem, Utrecht en Den Haag gewerkt. In Den Haag is [slachtoffer 1] volledig in de SM-sfeer gaan werken, daarvoor werkte zij nog (deels) in de raamprostitutie. In Den Haag werkte zij aanvankelijk van 18:00 uur tot 00:15 uur of 00:45 uur, altijd zes dagen in de week en soms langer. Later werkte zij hier van 10:30 uur tot 17:00 uur en werkte zij 13 van de 14 dagen. In Utrecht werkte zij minimaal zes dagen per week van 21:00 uur tot 09:00 uur. [10] De verdachte bepaalde dat zij alleen seks mocht hebben met haar klanten en zij moest altijd een condoom gebruiken. [11] Ook bepaalde de verdachte de werkdagen en –tijden van [slachtoffer 1] . Zij moest elke dag werken. Hij bepaalde wanneer zij vrij mocht, wanneer zij mocht gaan slapen. [12] Zij moest gemiddeld zes dagen per week werken en als er overdag geen raam beschikbaar was, dan moest zij ’s nachts werken. [13]
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij totaal geen vrijheid had. Zij moest overal verantwoording voor afleggen en constant laten weten waar zij was en wat zij deed. Tijdens het werk moest [slachtoffer 1] zelfs laten weten wanneer zij naar de wc ging. [14] [slachtoffer 1] mocht van de verdachte niet bellen. Haar mails kon de verdachte allemaal lezen. [slachtoffer 1] moest aan de verdachte, via WhatsApp, laten weten wanneer zij met een klant was, wanneer zij klaar was en hoeveel zij had verdiend. Dit moest zij aan hem doorgeven door middel van verschillende codes. [15] Ook buiten het werk moest zij verantwoording afleggen aan de verdachte. Als [slachtoffer 1] iets met de kinderen wilde ondernemen dan moest zij dat aan de verdachte laten weten. Ook moest zij toestemming vragen over hoeveel geld zij dan mocht meenemen. Ze moest 24 uur per dag alles appen, vanaf het moment dat ze wakker werd totdat ze ging slapen. Ze moest hem 24 uur laten weten wat zij deed en waar zij heenging. [16]
De verdachte heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij nooit bij hem weg kon gaan. Als zij weg zou gaan, dan zou zij onder de grond verdwijnen, zou hij haar neerschieten of zuur in haar gezicht gooien. Hij zou haar verminken of vermoorden en de kinderen vermoorden. Aangeefster was bang daardoor. De verdachte had een pistool in de woning liggen. De wetenschap dat de verdachte altijd een pistool voorhanden had, maakte [slachtoffer 1] erg bang. Hij heeft het pistool ook daadwerkelijk een keer tegen haar hoofd gezet. [17]
[slachtoffer 1] heeft op haar lichaam vier tatoeages met daarin de naam en/of intialen van de verdachte. De tatoeages staan op haar voeten, op haar onderbuik en op haar zij. De verdachte wilde dat zij die tatoeages liet plaatsen en zij moest deze tatoeages (in het bijzijn) van de verdachte laten plaatsen. [18]
De verdachte had, terwijl hij een relatie met [slachtoffer 1] had, ook een relatie met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] werkte eveneens voor hem in de prostitutie. In maart 2017 is [slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] en haar kinderen komen wonen, dat moest van de verdachte. [19]
Verklaringen [slachtoffer 2]
Op 11 augustus 2017 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mensenhandel tegen de verdachte. Vervolgens is zij op 29 september 2017, 30 oktober 2017 en 4 januari 2018 nader gehoord door de politie. Tot slot is [slachtoffer 2] op 23 augustus 2018 door de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 2] heeft – samengevat – het volgende verklaard.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de verdachte in 2008 heeft leren kennen. Zij was toen werkzaam als prostituee op het Zandpad te Utrecht. Ongeveer een week nadat [slachtoffer 2] de verdachte voor het eerst had ontmoet is zij bij hem ingetrokken in zijn woning aan de [adres 2] te Den Haag. [20] De relatie tussen de verdachte en [slachtoffer 2] was in het begin goed, maar na een jaar of vier/vijf (de rechtbank begrijpt: 2012/2013) werd het anders. Toen het werk wat minder ging heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd door een pistool op haar te richten. [21] De verdachte heeft [slachtoffer 2] sindsdien meermalen bedreigd. Hij heeft (onder meer) gezegd dat als [slachtoffer 2] weg zou gaan, hij haar iets aan zou doen. Hij zou zuur in haar gezicht gooien of haar levend begraven. [22]
[slachtoffer 2] wilde graag iets voor zichzelf beginnen. De verdachte zei tegen haar dat hij dit ook wilde. Ook zei de verdachte tegen [slachtoffer 2] dat hij kinderen met haar wilde, maar later kwam hij daar op terug. [slachtoffer 2] wist sinds twee jaar dat de verdachte ook een relatie had met [slachtoffer 1] en kinderen met haar had. Sinds maart 2017 woonde [slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] en haar kinderen. Dit moest van de verdachte. [23] De verdachte wilde dat [slachtoffer 2] hier ging wonen omdat het werk slecht ging. [24]
De verdachte had gezegd dat ze in Den Haag moest gaan werken. [25] Sinds maart 2017 werkte [slachtoffer 2] in Den Haag. Daarvoor heeft zij in Utrecht en in Amsterdam gewerkt. De verdachte bracht [slachtoffer 2] naar haar werk en haalde haar ook weer op. Hij bepaalde wanneer [slachtoffer 2] moest werken en wanneer zij vrij mocht zijn. Zij moest van de verdachte ook werken als zij daar geen zin in had. [26] De verdachte bepaalde haar werkdagen en -tijden. [slachtoffer 2] moest gewoon gaan, zij had niets te zeggen. [27] [slachtoffer 2] werkte gemiddeld zes dagen per week. [28] De verdachte bepaalde ook dat [slachtoffer 2] bepaalde seksuele handelingen niet mocht (laten) uitvoeren. [29]
Als [slachtoffer 2] aan het werk was moest zij de verdachte, via WhatsApp, constant laten weten wat zij aan het doen was. Zij hadden daarvoor een codetaal. Als er een klant was moest zij bijvoorbeeld een ‘B’ sturen en als zij klaar was een ‘@’. Ook moest zij middels verschillende codes doorgeven hoeveel geld zij had verdiend. [30] Dat moest zij doen omdat de verdachte haar niet vertrouwde, omdat hij wilde weten wat zij binnenhaalde en zeker stellen dat zij niets kon achterhouden. [31] Als [slachtoffer 2] te lang niet appte over geld, dan werd zij gebeld door de verdachte. Ze had het gevoel continu in de gaten te worden gehouden. Ze moest soms ook haar telefoon aanlaten en verstoppen zodat de verdachte kon meekijken hoe zij met haar klanten omging. Het ging daarbij om de controle op [slachtoffer 2] . Soms wilde de verdachte haar telefoon checken. Dat gebeurde ongeveer eens in de maand. [32]
Het geld dat [slachtoffer 2] verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden moest zij aan de verdachte geven of voor hem neerleggen. [33] [slachtoffer 2] wilde dat niet. [34] Als zij zelf iets wilde kopen, dan moest zij de verdachte om geld en om toestemming vragen. [35]
De verdachte had een uitkering. [36] De woning aan de [adres 2] werd betaald met geld dat [slachtoffer 2] had verdiend. [37] De verdachte reed in een auto die door [slachtoffer 2] geleased werd. [38] Zij moest elke maand € 1.000,- betalen voor de lease en de verzekering. Zij gebruikte de auto zelf nooit. [39]
[slachtoffer 2] heeft vijf tatoeages laten plaatsen op haar voeten, onderarm, onderrug en onderbuik, met daarin de naam van de verdachte. Dit moest van de verdachte, zodat anderen konden zien dat zij van hem was. [slachtoffer 2] was daar op tegen maar had daar niets over te zeggen. [40]
Getuigenverklaring [getuige]
(hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat zij vanaf februari 2016 als au pair werkzaam is geweest bij [slachtoffer 1] . Zij woonde om die reden bij [slachtoffer 1] en haar kinderen in. Later kwam ook [slachtoffer 2] bij hen wonen. Over de verdachte heeft [getuige] verklaard dat hij vaak agressief was en om het minste of geringste kon ontploffen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten verantwoording afleggen aan de verdachte over alles wat zij deden. De verdachte regeerde als de allerhoogste autoriteit. Aan [getuige] was verteld dat de verdachte een bar had en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daar werkten. [slachtoffer 1] moest van de verdachte zoveel werken, dat zij daardoor ziek werd. [slachtoffer 2] moest van de verdachte nachtdiensten draaien. Voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was het een slechte situatie, aldus [getuige] . [41]
Uitlezen telefoons [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de inhoud van de telefoon van [slachtoffer 1] . Hieruit is gebleken dat de verdachte en [slachtoffer 1] veelvuldig contact met elkaar hadden via WhatsApp, regelmatig meer dan 130 berichten per dag. In de gesprekken vroeg [slachtoffer 1] de verdachte regelmatig of zij iets mocht doen of kopen, bijvoorbeeld of zij naar de kapper mocht of met de kinderen naar de Haagse Markt. De verdachte bepaalde in de gesprekken herhaaldelijk wanneer [slachtoffer 1] moest gaan werken.
Op een groot aantal dagen stuurde [slachtoffer 1] de verdachte steeds berichten met daarin codes, overeenkomend met de codes die [slachtoffer 1] in haar verhoor bij de politie heeft beschreven, om duidelijk te maken wanneer zij met een klant was en hoeveel zij had verdiend. [42]
Ook de telefoon van [slachtoffer 2] is door de politie onderzocht. In de telefoon is een aantal WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer 2] en de verdachte aangetroffen. In de gesprekken liet [slachtoffer 2] steeds weten waar zij was en wat zij aan het doen was. Ook zij gebruikte codes waaruit moest blijken dat zij met een klant was en wat haar verdiensten waren. [43]
Bevindingen met betrekking tot de tatoeages
[slachtoffer 1] heeft tatoeages op haar lage onderbuik (intieme zone), op de linkerzijde van haar bovenlichaam, op haar linker enkel/voet en op haar rechter voet. In alle tatoeages komt de voornaam dan wel de initialen van de verdachte voor. [44] Ook [slachtoffer 2] heeft meerdere tatoeages op haar lichaam met daarin de voornaam en/of intialen van de verdachte, onder meer op haar linker enkel/voet, op haar lage onderbuik en op haar rechter voet. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben dezelfde tatoeage op hun linker enkel/voet. [45]
Aantreffen vuurwapen
Naar aanleiding van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is op 11 augustus 2018 in de woning van de verdachte aan de [adres 2] te Den Haag gericht gezocht naar een vuurwapen. In een jas in de garderobekast is een vuurwapen met bijbehorende munitie aangetroffen. [46]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een relatie heeft gehad. Beiden werkten in de prostitutie. De verdachte bracht hen wel eens naar hun werk of haalde hen daar op. Zij gebruikten onderling een codetaal. De codes waren mede zijn idee. De verdachte had de beschikking over het geld dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdienden, hij had immers een relatie met hen. Volgens de verdachte konden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] echter ook zelf over hun geld beschikken. Verder heeft hij verklaard dat [slachtoffer 2] vrij snel nadat zij een relatie kregen bij hem, in zijn woning, is komen wonen. [47] De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen zich te prostitueren of dat er anderszins sprake was van een uitbuitingssituatie.
3.4.2.2 Het oordeel van de rechtbank
Tussenconclusie – betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle verklaringen die door [slachtoffer 1] zijn afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, van het bewijs dienen te worden uitgesloten vanwege de grote onderlinge tegenstrijdigheden. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat alleen de verklaring die door [slachtoffer 1] is afgelegd bij de rechter-commissaris tot het bewijs kan worden gebezigd, nu vaststaat dat [slachtoffer 1] tijdens de politieverhoren heeft gelogen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaringen van [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven. [slachtoffer 1] heeft in de kern consistent, nauwkeurig en gedetailleerd verklaard over haar prostitutiewerkzaamheden en de rol van de verdachte. Haar verklaringen vinden voldoende bevestiging in de andere bewijsmiddelen, onder meer in de eigen verklaring van de verdachte, de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige] en de aangetroffen WhatsApp-gesprekken. Het feit dat [slachtoffer 1] haar aangifte heeft willen intrekken doet aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen niet af. [slachtoffer 1] heeft in haar verklaring van 4 januari 2018 aangegeven dat zij haar aangifte wilde intrekken omdat zij alles had uitgesproken met de verdachte. Zij heeft daarbij echter niet verklaard dat de aangifte onjuist was, sterker nog zij heeft verklaard dat alles wat zij eerder had verklaard werkelijk is gebeurd en dat zij niet heeft gelogen. Tijdens een gesprek dat de politie in mei 2018 met [slachtoffer 1] heeft gehad (in het kader van afgifte van een positief of negatief werkadvies) heeft zij wederom uitgesproken dat hetgeen zij eerder heeft verklaard juist is. Daarbij merkte zij op dat wat de verdachte had gedaan echt niet kon. Ook tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij niet “van a tot z” heeft gelogen, maar wat dingen heeft aangedikt.
Overwegingen ten aanzien van het beoordelingskader
Een wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. De rechtbank mag (mede) uit de omstandigheden afleiden dat er sprake is van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. Vereist is wel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de “gemiddelde mondige prostituee in Nederland” pleegt te verkeren, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt.
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr
Bij de beoordeling van de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de vorm van artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr dient te worden vastgesteld of sprake was van (een)
handeling(en)(werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), (een)
middel(en)(dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van overwicht en/of van de kwetsbare positie), en het
oogmerk van uitbuiting.
Waar het in de kern om gaat, is of de verdachte de bedoeling had beide aangeefsters door ongeoorloofde middelen tot prostitutie te brengen of daarin te houden.
In de hiernavolgende bewijsoverweging zal op deze onderdelen worden ingegaan.
Handelingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van het vervoeren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de plaats waar zij zich konden prostitueren. De verdachte heeft dit ter terechtzitting erkend. Tevens kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft gehuisvest of heeft opgenomen. Kort nadat de verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft ontmoet, is zij bij hem ingetrokken. [slachtoffer 2] heeft steeds in de woning van de verdachte gewoond (en tevens BRP-ingeschreven gestaan) totdat de verdachte besloot dat zij bij [slachtoffer 1] moest gaan wonen.
Middelen
Voorts concludeert de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen dat
de verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hen heeft misleid. Tevens is er sprake is geweest van dwang, dreiging met geweld en andere feitelijkheden De rechtbank overweegt in dat verband als volgt.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misleiding
Er is sprake van een uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht aangezien de beide aangeefsters in hun werkzaamheden als prostituee verkeerden in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Immers, zij konden niet beschikken over hun eigen financiële middelen en zij konden hun eigen werktijden niet bepalen. Het geld dat door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd verdiend in de prostitutie moesten zij afstaan aan de verdachte. Wanneer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het door hen verdiende geld wilden uitgeven, moesten zij toestemming vragen aan de verdachte.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte een relatie had met [slachtoffer 1] en met [slachtoffer 2] . De verdachte heeft zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] afzonderlijk voorgespiegeld dat een gezamenlijke toekomst vereiste dat zij geld moesten verdienen.
Dwang
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat beide aangeefsters door de verdachte zowel tijdens als buiten werktijd werden gecontroleerd en overal verantwoording voor moesten afleggen. Via WhatsApp moesten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] laten weten waar zij waren, wat zij deden, of zij een klant hadden en wat zij verdienden. De verdachte bepaalde waar, wanneer en hoe lang [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten werken. Ook als zij ziek waren, moesten zij van de verdachte doorwerken. Beiden hebben verklaard dat zij zich opgesloten dan wel gevangen voelden. Gelet op dit alles kan niet worden gesproken van een vrije wil van beide aangeefsters.
Dreiging met geweld
Blijkens de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de verdachte hen meermalen bedreigd met geweld. Als zij bij hem weg zouden gaan dan zou hij hen neerschieten, hen levend begraven of (zout)zuur in hun gezicht gooien. De verdachte had ook daadwerkelijk een vuurwapen voorhanden, hetgeen de bedreigingen versterkte. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren daardoor bang voor de verdachte.
Andere feitelijkheden
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere tatoeages op hun lichaam heeft laten plaatsen met daarin zijn voornaam en/of initialen. De verdachte heeft de vrouwen op deze manier als het ware gebrandmerkt en tot zijn eigendom willen maken.
(Vermeende) vrijwillige prostitutie
Nu de verdachte daartoe ongeoorloofde middelen heeft aangewend, is niet van belang of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] initieel hebben ingestemd met het werken in de prostitutie. Door het gebruik van die ongeoorloofde middelen heeft de verdachte hen immers in een uitbuitingssituatie doen belanden en verkeerden zij niet in een positie waarin zij vrijelijk konden beslissen of, waar en wanneer zij werkten.
Oogmerk van uitbuiting
De vraag of sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van artikel 273f eerste lid, sub 1 Sr, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval eenvoudig te beantwoorden. Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat evident sprake was van uitbuiting. Door gebruik te maken van ongeoorloofde middelen heeft de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ertoe aangezet als prostituee te (blijven) werken, en bovendien onder omstandigheden waarvan duidelijk was dat zij die niet wilden. Afgezet tegen de bovengenoemde maatstaf van de situatie waarin een mondige Nederlandse prostituee verkeert, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van uitbuiting.
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de verdachte beide aangeefsters door middel van ongeoorloofde middelen heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Deze handelingen zijn, zoals hierboven onder ‘Oogmerk van uitbuiting’ is uiteengezet, bovendien begaan met dat oogmerk van uitbuiting, dan wel onder omstandigheden waarbij (het oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
Artikel 273f, eerste lid sub 6 en 9 Sr
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor beschreven gedragingen van de verdachte volgt dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , alsmede dat hij hen heeft gedwongen tot het afstaan van in ieder geval een groot deel van hun verdiensten uit de prostitutie.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alle aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde varianten van mensenhandel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op de wijze zoals onder 3.5 zal worden weergegeven.
3.4.3
Ten aanzien van feit 4
Verklaring [slachtoffer 2]
Op 21 januari 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van (onder meer) bedreiging, gepleegd door de verdachte op 19 januari 2018. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij die dag bij haar moeder [moeder] (hierna: [moeder] ) te Den Haag was. De verdachte kwam samen met [slachtoffer 1] naar de woning van haar moeder. Aldaar heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd door tegen haar te zeggen “zoutzuur in haar gezicht te willen gooien.” [48]
Getuigenverklaring [moeder]
heeft verklaard dat [slachtoffer 2] bij haar thuis was, toen de verdachte samen met [slachtoffer 1] langskwam. [moeder] hoorde de verdachte tegen [slachtoffer 2] zeggen dat hij zoutzuur in haar gezicht had moeten gooien. [49]
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 2] , zoals ten laste is gelegd onder feit 4.
3.4.4
Ten aanzien van feit 5
Zoals hiervoor reeds is weergegeven (onder 3.4.2.1) is op 11 augustus 2017 in de woning van de verdachte een vuurwapen aangetroffen met bijbehorende munitie. Het vuurwapen en de munitie zijn door de politie onderzocht. [50]
Verklaringen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beiden verklaard dat de verdachte een wapen in zijn bezit had en hen daarmee heeft bedreigd. Het wapen lag soms in de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres 1] en soms in de woning van de verdachte aan de [adres 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten het wapen wel eens verplaatsen voor de verdachte. Zij moesten het dan onder een matras leggen of in een doos in de kast. [51]
Uitlezen telefoons
Bij het onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer 1] zijn verschillende WhatsApp-berichten aangetroffen waarin de verdachte [slachtoffer 1] opdracht gaf het “ijzer” weg te halen. Daarop reageerde [slachtoffer 1] dat met de mededeling dat zij het “ijzer” in de kast bij de jassen zou leggen. [52] Ook is er een audio-bericht aangetroffen waarin – vermoedelijk door de verdachte – werd gezegd dat het “ijzer” tussen een handdoek in de kast moest worden gelegd. [53]
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde feit. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij met “ijzer” een hamer bedoelde, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij
inde periode tussen 1 januari 2013 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en Doetinchem en Utrecht, [slachtoffer 1] , door dwang, andere feitelijkheden, door dreiging met geweld, misleiding, dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
- heeft vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en
- heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6°),
immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer 1] gedwongen om
zichte prostitueren en
- die [slachtoffer 1] ingepalmd en verleid en emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 1] verliefd op hem te laten worden en
- die [slachtoffer 1]
voorgespiegelddat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
- die [slachtoffer 1] als prostituee en SM
-meestereslaten werken en
- voor die [slachtoffer 1] de werkdagen en werktijden bepaald en
- die [slachtoffer 1] gedwongen
omvele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en
- die [slachtoffer 1] gedwongen een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 1] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en
- bij die [slachtoffer 1] meerdere tatoeages met zijn naam op haar lichaam laten plaatsen en
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een vuurwapen en
- die [slachtoffer 1] bedreigd door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zuur in haar gezicht
zougooien, als zij weg zou gaan bij verdachte.
2.
hij
inde periode tussen
1 januari 2013tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en Amsterdam en Utrecht, [slachtoffer 2] door dwang, andere feitelijkheden, door dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
- heeft vervoerd, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en
- heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6°),
immers heeft verdachte :
- die [slachtoffer 2] gedwongen om
zichte prostitueren en
- die [slachtoffer 2] ingepalmd en verleid en emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 2] verliefd op hem te laten worden en
- die [slachtoffer 2]
voorgespiegelddat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en werktijden bepaald en
- die [slachtoffer 2] gedwongen
omvele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en
- die [slachtoffer 2] gedwongen een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 2] met de auto naar een gelegenheid waar zij zich
konprostitueren gebracht en
- die [slachtoffer 2] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en
- bij die [slachtoffer 2] meerdere tatoeages met zijn naam op haar lichaam laten plaatsen en
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 2] bedreigd met een vuurwapen en
- die [slachtoffer 2] bedreigd door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zoutzuur in haar gezicht zou gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte.
4.
hij
op19 januari 2018 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die
[slachtoffer 2]dreigend de woorden toe te voegen "zoutzuur in haar gezicht te willen gooien", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
5.
hij
op11 augustus 2017 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten
eenSemi Automatisch Pistool (9 mm Luger), en munitie van categorie III, te weten pistoolmunitie Sellier & Bellot, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de tijd reeds in voorarrest doorgebracht. Tevens heeft hij gevorderd de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub b van het Wetboek van Strafrecht op te leggen in de vorm van een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 2] voor de duur van vijf jaren en daarbij te bepalen dat bij overtreding van deze maatregel telkens twee weken vervangende hechtenis zal worden toegepast.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van viereneenhalf jaar schuldig gemaakt aan grove uitbuiting van twee vrouwen. De verdachte had met beide slachtoffers, gelijktijdig, een liefdesrelatie en spiegelde hen beiden voor een toekomst met hen op te willen bouwen. Hij dwong de slachtoffers in de prostitutie te (blijven) werken, controleerde hun verdiensten en dwong hen deze aan hem af te staan. De verdachte bepaalde de werkdagen en -tijden van de slachtoffers. De slachtoffers werden door hem geïsoleerd en volledig gecontroleerd. Binnen en buiten werktijd werden zij door hem gedwongen om steeds direct verantwoording af te leggen over al hun doen en laten. Daarbij heeft de verdachte de slachtoffers herhaaldelijk en ernstig bedreigd. Bovendien heeft hij de slachtoffers meerdere – ook omvangrijke – tatoeages op (intieme delen van) hun lichaam laten plaatsen met daarin zijn naam en/of initialen, als ware het een brandmerk, zodat anderen konden zien dat zij van hem waren. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten waarbij hij louter oog heeft gehad voor zijn eigen financiële belangen. De verdachte heeft met zijn verwerpelijke handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden, zoals ook wel blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] .
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Het wapen bevond zich in een kast in de woning van de verdachte. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen en munitie is in strijd met de Wet wapens en munitie en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Daarnaast volgt uit het dossier dat de verdachte voornoemde slachtoffers met dit wapen heeft bedreigd. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zeer aan.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Op 2 oktober 2018 is de verdachte nog veroordeeld wegens mishandeling, zodat artikel 63 Sr van toepassing is. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf met deze omstandigheid rekening houden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, in het licht van de ernst van het bewezen verklaarde, slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Als strafverzwarende omstandigheden weegt zij mee de duur en de intensiteit van de uitbuitingssituatie, de omvangrijke tatoeages die de slachtoffers hebben moeten laten plaatsen en het feit dat de verdachte op geen enkele wijze heeft laten blijken zich bewust te zijn van het kwalijke van zijn handelen. Sterker nog, de verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] nog steeds in de prostitutie werkzaam is en (daarvan) zijn kleding en schoenen betaalt.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaar passend en geboden. Bij de strafoplegging gaat de rechtbank over de strafeis van de officier van justitie heen, nu zij ten aanzien van [slachtoffer 1] een langere pleegperiode bewezen acht dan de officier van justitie.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan de verdachte voor de duur van vijf jaren een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 2] . Bij iedere overtreding van het contactverbod zal de verdachte twee weken in hechtenis worden genomen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding van in totaal € 1.046.189,27. De vordering strekt tot vergoeding van zowel materiële schade (€ 1.021.189,27) als immateriële schade (€ 25.000,-). Subsidiair heeft de benadeelde partij een bedrag van € 472.900,- aan materiële schade gevorderd.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 595.523,12 aan materiële schade.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de behandeling en de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het ter terechtzitting verhandelde, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade stelt de rechtbank vast dat er geen concrete/objectieve gegevens zijn die zien op de verdiensten en/of kosten van de benadeelde partij. Doordat een onderzoek naar de precieze dagopbrengsten van de benadeelde partij daardoor vrijwel onmogelijk is, zou een dergelijk (nader) onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. De rechtbank zal daarom bij de vaststelling van de materiële schade, op grond van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, uitgaan van een vast bedrag aan afgedragen inkomsten per dag dat vaker in de jurisprudentie wordt gehanteerd en dat aansluit bij de inhoud van het dossier en de bewezen verklaarde periode. Dagen waarop niet gewerkt of minder verdiend is, alsmede eventuele kosten van de zijde van de verdachte, zijn in het hierna te noemen bedrag verdisconteerd.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, stelt de rechtbank de inkomsten van [slachtoffer 2] vast op een bedrag van € 200,- per dag. Het genoemde bedrag betreft een voorzichtige raming die naar het oordeel van de rechtbank in elk geval als reële dagopbrengst kan worden aangemerkt. Bij de berekening van de navolgende bedragen gaat de rechtbank – in lijn met de verklaring van aangeefster – uit van een gemiddelde werkweek van 6 dagen.
De benadeelde heeft in de periode van 1 januari 2013 tot 11 augustus 2017 voor de verdachte gewerkt. Aldus in het kader van voornoemde schatting uitgaande van 1.443 werkdagen, maal € 200,- per dag, levert een totaalbedrag van
€ 288.600,-aan materiële schade op.
Immateriële schade
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft aangevoerd, naar billijkheid – mede gelet op hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen – een bedrag van
€ 10.000,-toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, aangezien een nadere onderbouwing van en verder onderzoek naar dat deel van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 298.600,-.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 november 2018, de dag waarop de vordering is ingediend.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de onder 2 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 298.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 38v, 57, 63, 273f, 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mensenhandel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
mensenhandel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8 (ACHT) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 298.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering (voor zover deze ziet op de immateriële schade) slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 298.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. A.C. de Winter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.L.D. Timmermans en R.H. Lagerweij, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2018.
Bijlage I
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) omstreeks de periode tussen 1 januari 2013
tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en/of Doetichem en/of Utrecht,
althans in een gemeente in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft verdachte onder andere :
- die [slachtoffer 1] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 1] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 1] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee en/of SM laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 1] de werkdagen en/of werktijden bepaald en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 1] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en/of
- bij die [slachtoffer 1] een of meerdere tatoeage(s) (met zijn naam) op haar lichaam laten plaatsen en/of
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een vuurwapen en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en /of neer zou schieten en/of zuur in haar gezicht te gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) omstreeks de periode tussen 1 september 2008 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of Utrecht, althans in een gemeente in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft verdachte onder andere:
- die [slachtoffer 2] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 2] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 2] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en/of werktijden bepaald en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] (telkens) met de auto naar een gelegenheid waar zij zich kunnen prostitueren gebracht en/of
- die [slachtoffer 2] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en/of
- bij die [slachtoffer 2] een of meerdere tatoeage(s) (met zijn naam) op haar lichaam laten plaatsen en/of
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd met een vuurwapen en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zoutzuur in haar gezicht zou gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
3.
hij in of omstreeks 4 januari 2018 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een klap met zijn hand en/of vuist tegen de lip van die [slachtoffer 2] te geven;
4.
hij in of omstreeks 19 januari 2018 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "zoutzuur in haar gezicht te willen gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij in of omstreeks 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage een of meer wapens van
categorie III, te weten Semi Automatisch Pistool (9 mm Luger), en/of munitie
van categorie III, te weten pistoolmunitie Sellier & Bellot, voorhanden heeft
gehad;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2017 225663, onderzoek Heikikker/DHRCC17018, van de politie eenheid Den Haag, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1588).
2.Proces-verbaal van relaas, blz. 4.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 17-18.
4.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 29 t/m 31.
5.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 35 en blz.36.
6.Proces-verbaal verhoor (1) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 22.
7.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 31
8.Proces-verbaal verhoor (1) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 22
9.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 37 en blz 39-40
10.Proces-verbaal van verhoor (3) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 60-61.
11.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 33 en blz. 34.
12.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 37 en blz. 38.
13.Proces-verbaal van verhoor (3) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 60-61.
14.Proces-verbaal verhoor (1) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 23.
15.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 38 en blz. 45-46.
16.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 35-37.
17.Proces-verbaal verhoor (1) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 22; Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 34.
18.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 46.
19.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 36.
20.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 71-72.
21.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 91.
22.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 84.
23.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 96-97.
24.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 77.
25.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 97.
26.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 89 t/m 92.
27.Proces-verbaal van verhoor (3) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 109
28.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 76-77.
29.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 99.
30.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz.93.
31.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 72.
32.Proces-verbaal van verhoor (3) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 107-108.
33.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 72 en 75.
34.Proces-verbaal van verhoor (3) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 111.
35.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 23 augustus 2018, punt. 8.
36.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 73-74.
37.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 94.
38.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 78.
39.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 93.
40.Proces-verbaal van verhoor (3) aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 103-104.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , blz. 164 t/m 169.
42.Proces-verbaal bevindingen chatgesprekken [slachtoffer 1] en [verdachte] , met bijlagen, blz. 241 t/m 274 en 2de proces-verbaal bevindingen chatgesprekken [verdachte] & [slachtoffer 1] , met bijlagen, blz. 817 t/m 861.
43.Proces-verbaal bevindingen chatgesprekken tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] , met bijlagen, blz. 275 t/m 279.
44.Proces-verbaal van bevindingen tatoeages [slachtoffer 1] , blz. 49 t/m 51.
45.Proces-verbaal van bevindingen tatoeages [slachtoffer 2] , blz. 115 t/m 124.
46.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 139-140 en proces-verbaal nr. 2017228150, blz. 145 t/m 148.
47.Verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2018.
48.Proces-verbaal van verhoor (5) van aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 131 t/m 136.
49.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder] , blz. 284.
50.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 145 t/m 148
51.Proces-verbaal van verhoor (2) aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 43 en proces-verbaal van verhoor (3) aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 104-105.
52.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon aangeefster [slachtoffer 1] , blz. 156 t/m 162.
53.Proces-verbaal van bevindingen verdachte [verdachte] praat over “ijzer” wegzetten, blz. 163.