ECLI:NL:RBDHA:2021:13440
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek WIA-uitkering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de afwijzing van een herzieningsverzoek met betrekking tot een WIA-uitkering. Eiser had eerder een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangen, maar had tegen besluiten van 29 augustus 2019 geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor deze besluiten in rechte onaantastbaar zijn geworden. Eiser verzocht verweerder op 1 maart 2020 om terug te komen op de besluiten van 29 augustus 2019, maar verweerder wees dit verzoek af, omdat er volgens hem geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser voerde aan dat hij wel nieuwe feiten had aangedragen, maar de rechtbank oordeelde dat deze feiten niet als nieuw konden worden aangemerkt volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om eerder de benodigde informatie aan te leveren. Bovendien was er geen sprake van evidente fouten of onredelijkheden in de besluiten van verweerder. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in stand kon blijven, ondanks dat verweerder pas in beroep een deugdelijke motivering had gegeven. Eiser werd wel in het gelijk gesteld wat betreft de vergoeding van het griffierecht, dat door verweerder aan eiser moest worden terugbetaald.