ECLI:NL:RBDHA:2021:13377
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van staatloze Palestijn en procesbelang bij beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een staatloze Palestijnse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag was eerder afgewezen, maar na beroep was de aanvraag op 6 juli 2021 ingewilligd, met een vergunning geldig tot 14 juli 2024. De eiseres heeft echter beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij stelt dat zij belang heeft bij het beroep omdat zij, bij een juiste uitvoering van een eerdere uitspraak, eerder kan naturaliseren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres een asielvergunning heeft gekregen, wat de vraag oproept welk procesbelang zij nog heeft bij het beroep. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat een belanghebbende alleen kan opkomen tegen een besluit als hij daarbij enig belang heeft. In dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiseres geen procesbelang heeft, omdat de verweerder heeft gemotiveerd dat de eiseres geen aanspraak kan maken op een asielvergunning op de a-grond. De rechtbank concludeert dat de eiseres niet kan bereiken wat zij beoogt met het beroep, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank wijst er verder op dat de nationaliteit van de eiseres kan worden aangepast naar 'staatloos' indien zij haar geboorteakte overlegt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.