ECLI:NL:RBDHA:2021:13321
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag IOW-uitkering wegens niet voldoen aan jareneis en ongelijkheid behandeling bij buitenlandse werkzaamheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW). De eiser had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen, maar na afloop daarvan een aanvraag voor een IOW-uitkering ingediend. Het primaire besluit van 30 juli 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door de eiser bestreden, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 22 september 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoet aan de jareneis, omdat het loon dat hij in Bonaire ontving niet onderworpen was aan de Nederlandse loonbelasting. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante artikelen uit de Wet op de Loonbelasting 1964 en de Werkloosheidswet, die bepalen dat alleen loon dat als werknemer in de zin van de WW is ontvangen, meetelt voor de jareneis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser, die in Bonaire heeft gewerkt, niet als werknemer in de zin van de WW kan worden beschouwd, omdat hij zijn werkzaamheden buiten Nederland heeft verricht.
De rechtbank heeft ook de stelling van de eiser dat er sprake is van ongelijke behandeling ten opzichte van inwoners van Nederland verworpen. De rechtbank concludeert dat de wettelijke voorschriften die van toepassing zijn op de jareneis niet gelden voor Caribisch Nederland, en dat de eiser niet kan worden gelijkgesteld aan inwoners die in Nederland werken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.