ECLI:NL:RBDHA:2021:13200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
C/09/596460 / HA ZA 20-718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onterecht gefactureerde uren in IT-project door gemeenten

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Werkorganisatie Buch, een samenwerkingsverband van vier gemeenten, en de gedaagden CA-Mijn-IT Detachering en Advies B.V. en Bounce2Go B.V. De Buch vorderde terugbetaling van bedragen die zij ten onrechte had betaald voor uren die door de gedaagden zouden zijn gefactureerd voor een IT-project, het zogenaamde rationalisatieproject. De rechtbank oordeelde dat de Buch niet voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte afspraken en dat de beschrijvingen van de gang van zaken onduidelijk en niet logisch waren. Hierdoor werd de Buch niet toegelaten tot het leveren van bewijs. De rechtbank wees de vorderingen van de Buch af en veroordeelde haar in de proceskosten, die voor beide gedaagden gezamenlijk op € 9.113 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke documentatie en bewijsvoering in civiele procedures, vooral in complexe zakelijke geschillen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/596460 / HA ZA 20-718
Vonnis van 10 november 2021
in de zaak van
WERKORGANISATIE BUCH, te Uitgeest,
eiseres,
advocaat mr. A. Paternotte te Hoofddorp,
tegen
1.
CA-MIJN-IT DETACHERING EN ADVIES B.V., te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard,
gedaagde,
advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel,
2.
[gedaagde 2], te [plaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel,
3.
BOUNCE2GO B.V, te Soesterberg, gemeente Soest,
gedaagde,
advocaat mr. B.P.J. van Riel te Ede Gelderland,
4.
[gedaagde 4], te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. B.P.J. van Riel te Ede Gelderland.
Eisende partij wordt hierna de Buch genoemd. Gedaagde partijen onder 1 en 2 worden hierna gezamenlijk CA-Mijn-IT c.s. genoemd en ieder afzonderlijk CA-Mijn-IT en [gedaagde 2], Gedaagde partijen onder 3 en 4 worden hierna gezamenlijk Bounce2Go c.s. genoemd en ieder afzonderlijk Bounce2Go en [gedaagde 4].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juli 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties namens CA-Mijn-IT c.s.;
  • de conclusie van antwoord met producties namens Bounce2Go c.s.;
  • het tussenvonnis van 21 april 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • de aanvullende producties namens de Buch;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 september 2021 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. De Buch heeft bij brief van 12 oktober 2021 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Deze brief maakt deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van deze brief, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De inleiding

2.1.
De Buch is een samenwerkingsverband van de vier gemeenten Bergen, Uithoorn, Castricum en Heiloo. In 2019 en in 2020 zijn CA-Mijn-IT en Bounce2Go betrokken geweest bij een IT project van de Buch. Het project betrof de rationalisatie van het applicatielandschap van de vier gemeenten die samen de Buch vormen. Rationalisatie van het applicatielandschap komt neer op het structureren en managen van een grote diversiteit aan applicaties die in gebruik zijn en in de toekomst in gebruik zullen worden genomen om de bedrijfsprocessen in een organisatie te ondersteunen (hierna het rationalisatie project). CA-Mijn-IT en Bounce2Go hebben in het rationalisatie project werkzaamheden verricht, zij hebben hier althans mensen voor ingehuurd die de werkzaamheden hebben verricht.
2.2.
De Buch stelt zich op het standpunt dat CA-Mijn-IT en Bounce2Go meer uren aan de Buch hebben gefactureerd dan dat er door of in opdracht van hen voor het rationalisatie project mensen werkzaamheden hebben verricht. Zij heeft Hofman Bedrijfsrecherche hiernaar onderzoek laten doen.
Deze ten onrechte gefactureerde uren heeft de Buch wel al betaald, omdat zij eerder niet wist dat de uren ten onrechte waren gefactureerd. Zij vordert het in verband hiermee te veel door haar betaalde bedrag in deze procedure terug. De Buch vordert van CA-Mijn-IT een bedrag van € 277.501,40 verminderd met een nog openstaande factuur van CA-Mijn-IT van € 43.360,35, totaal € 234.141,05. De Buch vordert van Bounce2Go een bedrag van € 283.447,58, verminderd met een nog openstaande factuur van Bounce2Go van € 30.927, totaal € 252.520,58.
2.3.
De rechtbank dient in deze procedure vast te stellen welke afspraken tussen de Buch enerzijds en CA-Mijn-IT en Bounce2Go anderzijds in verband met het rationalisatie project zijn gemaakt. Als de rechtbank dit heeft vastgesteld, kan zij beoordelen of CA-Mijn-IT en Bounce2Go zich niet aan de gemaakte afspraken hebben gehouden. Indien CA-Mijn-IT en Bounce2Go zich niet aan de afspraken hebben gehouden, moeten zij mogelijk al door de Buch betaalde bedragen terug betalen.

3.Juridisch kader

3.1.
De rechtbank legt eerst een regel uit die zij in dit geschil tussen partijen moet toepassen.
Wie stelt moet bewijzen
3.2.
Het is de Buch die een vordering instelt tegen CA-Mijn-IT c.s. en Bounce2Go c.s. Zij wil geld terug van deze partijen. Dit betekent dat het in deze procedure de Buch is die aan de rechtbank duidelijk moet uitleggen wat de inhoud is van de overeenkomst die zij met CA-Mijn-IT en met Bounce2Go heeft gesloten. Als zij zich daarbij beroept op feiten en of omstandigheden waarvan CA-Mijn-IT c.s. en/of Bounce2Go zeggen dat die niet kloppen, dan moet de Buch bewijzen dat de feiten en of omstandigheden zo zijn, zoals zij zegt. Dit kan bijvoorbeeld door het overleggen van stukken waaruit dit volgt. Of dit kan door het horen van getuigen die dan aan de rechtbank kunnen vertellen wat zij zich herinneren wat is gebeurd.
3.3.
Als duidelijk is geworden wat de inhoud is van de overeenkomst tussen de Buch enerzijds en CA-Mijn-IT en Bounce2Go anderzijds, dan moet de Buch ook aan de rechtbank duidelijk uitleggen waarom CA-Mijn-IT en/of Bounce2Go de gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. Ook hier geldt dat als de gestelde feiten en of omstandigheden worden bestreden, de Buch deze moet bewijzen.

4.De beoordeling

4.1.
CA-Mijn-IT en Bounce2Go hebben bedragen aan de Buch gefactureerd voor het rationalisatie project en de Buch heeft de facturen betaald.
4.2.
De Buch heeft in de door haar ingediende processtukken niet voldoende duidelijk gemaakt op welke afspraken tussen haar en CA-Mijn-IT en tussen haar en Bounce2Go zij zich beroept. Ook de uitleg die tijdens de zitting is gegeven, was daarvoor onvoldoende.
De afspraken waarop de Buch zich beroept zijn zo onduidelijk gebleven, dat de rechtbank de Buch ook niet in de gelegenheid zal stellen om bewijs te leveren van de stellingen die zij voor wat betreft de gemaakte afspraken heeft ingenomen. Daarvoor is nodig dat de Buch feitelijk stelt wat is overeengekomen en dat heeft ze dus onvoldoende gedaan.
4.3.
De rechtbank zal hieronder eerst uiteenzetten wat Buch heeft gesteld. Vervolgens zal zij uiteenzetten wat volgens Ca-Mijn-IT en Bounce2Go de afspraken waren. Daarna zal zij toelichten waarom zij vindt dat de stellingen van Buch onvoldoende zijn om tot bewijs te worden toegelaten.
Standpunt de Buch
4.4.
In de dagvaarding heeft de Buch het volgende opgenomen over de overeenkomst die zij met CA-Mijn-IT en met Bounce2Go heeft gesloten:
De Buch heeft opdrachten gegeven die zijn vastgelegd in orders. De orders zijn als productie 2 bij de dagvaarding overgelegd:
(i) Een order aan CA-Mijn-IT op 3 december 2018 voor de inhuur van [gedaagde 2] als projectleider voor het 5e huis [1] ;
(ii) Een order aan CA-Mijn-IT op 12 maart 2019 voor het ter beschikking stellen van [gedaagde 2] als projectleider voor applicatie rationalisatie.
De rechtbank merkt op dat de order is gericht aan CA-Mijn-IT en dat op de order de naam van CA-Mijn-IT is doorgestreept en met pen of potlood de naam “
[A]” is gezet. In de dagvaarding is opgenomen dat deze inhuur liep via Reijn B.V.
(iii) Twee orders aan Bounce2Go voor de inhuur van Technisch Project Medewerker Rationalisatie.
De rechtbank merkt op dat de order is gericht aan CA-Mijn-IT en dat op de order de naam van CA-Mijn-IT is doorgestreept en met pen of potlood de naam “Bounce2Go” is gezet.
4.5.
In de dagvaarding is geschreven dat de aantekeningen op de orders zoals onder 4.4. beschreven, met pen zijn aangebracht op de order toen bleek dat een andere onderneming factureerde dan degene waaraan de Buch de opdracht had gegeven.
4.6.
De Buch heeft vervolgens in de dagvaarding geschreven dat de order aan CA-Mijn-IT omvatte het vormgeven en volbrengen van de rationalisatie en het aansturen van een projectgroep ten behoeve hiervan en dat [gedaagde 2] optrad als projectleider.
De inhuur van de leden van de projectgroep liep via CA-Mijn-IT en via Bounce2Go.
4.7.
In de projectgroep hebben, nog steeds volgens de Buch, [B], [C], [D], [E], [F], [G] en [H] werkzaamheden verricht.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Buch haar stellingen nog als volgt aangevuld: met CA-Mijn-IT was overeengekomen dat de Buch betaalde per gewerkt uur van een medewerker. Daarbij moest de medewerker of ingelogd zijn op het systeem van de Buch of aanwezig zijn in de voor het rationalisatie project ingerichte kamer op het kantoor van de Buch.
Het verhaal van CA-Mijn-IT
4.9.
CA-Mijn-IT schetst een ander verhaal over de gang zaken. Bounce2Go bevestigt de versie van CA-Mijn-IT.
4.10.
Volgens CA-Mijn-IT was het volgende afgesproken. [gedaagde 2] was al vanaf 2017 aan het werk voor de Buch. Tot en met begin 2019 had hij onder meer gewerkt aan het project het 5e huis. Met dit project was ervoor gezorgd dat alle medewerkers van de vier samenwerkende gemeenten in dezelfde IT-omgeving werkten. Toen dit project zijn afronding naderde is [gedaagde 2] in gesprek gekomen over een vervolg project. Dit was het rationalisatie project. Voor het rationalisatie project is een Project Initiatie Document opgesteld, gedateerd 17 september 2018. CA-Mijn-IT heeft dit document in de procedure overgelegd. Het document omvat 11 pagina’s. In het document is beschreven welke werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het rationaliseren van 1600 en waar mogelijk harmoniseren van 800 naar 400 applicaties in de werkomgeving van de Buch. Het document beschrijft voorts dat in twee jaar jaarlijks € 770.000 moet worden geïnvesteerd om een jaarlijkse besparing te realiseren van € 2.600.000.
Volgens CA-Mijn-IT hebben vier gemeentesecretarissen hun goedkeuring aan dit project gegeven, alsmede de interne programmamanager van de Buch, [I] (hierna: [I]) en andere medewerkers van de control afdeling van de Buch.
4.11.
CA-Mijn-IT heeft aangeboden het rationalisatie project aan te nemen. Zij wilde dat er budget beschikbaar zou zijn en blijven zonder dat er steeds moest worden gekeken of er nog wel budget in een potje zat. Indien CA-Mijn-IT het project niet deugdelijk zou opleveren is overeengekomen dat zij aansprakelijk zou zijn voor de schade. CA-Mijn-IT heeft in deze procedure een concept projectorder overgelegd waarin is opgenomen dat het project een inspannings- en een resultaatsverplichting kent, hetgeen wil zeggen dat de beoogde doelstelling zoals verwoord in het projectplan door de ondernemer behaald dient te worden.
Ook Bounce2Go heeft een projectorder overgelegd. Dit lijkt een eerdere versie van de door CA-Mijn-IT overgelegde versie, waarin eveneens de resultaatsverplichting is opgenomen.
Geen van de versies van de projectorder is ondertekend.
4.12.
CA-Mijn-IT schetst vervolgens dat bij de uitvoering van de overeenkomst zoals volgens haar was overeengekomen, rekening moest worden gehouden met aanbestedingsregels. Het project zoals overeengekomen, zou moeten worden aanbesteed en daar was te weinig tijd voor. Dat zou immers een paar maanden in beslag nemen, en dan zouden ervaren medewerkers die al op ZZP-basis voor de Buch aan het werk waren, mogelijk elders aan de slag gaan. Dit gold onder andere voor [gedaagde 2] zelf. Daarom is gekozen voor een payroll constructie. Volgens CA-Mijn-IT waren meerdere personen binnen de Buch ermee bekend dat (i) aanneming van werk was overeengekomen en (ii) dat de uitvoering verliep via een payroll constructie.
4.13.
CA-Mijn-IT is aan de slag gegaan en heeft naar eigen zeggen over de voortgang van het project regelmatig contact gehad met [I], de medewerker die bij de Buch verantwoordelijk was voor het rationalisatie project. Hij heeft vanaf 1 april 2019 tot eind december 2019 met [I] samengewerkt. De Buch heeft de ingediende facturen steeds betaald. Vanaf enig moment moesten er bij de facturen ook urenlijsten worden overgelegd. CA-Mijn-IT heeft gezegd dat het waar is dat deze urenlijsten niet (altijd) klopten. Op enig moment is zelfs de naam van een medewerker verzonnen. Volgens CA-Mijn-IT gaf dit allemaal niet, omdat sprake was van een resultaatsverplichting.
4.14.
De betaling van de facturen stokte begin januari 2020 toen de werkzaamheden van [I] intern binnen de gemeente werden overgenomen door een andere medewerker, [J].
De Buch heeft haar verhaal onvoldoende toegelicht
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat de Buch haar versie van wat er is gebeurd onvoldoende heeft uitgelegd aan de rechtbank. Zeker tegenover het verhaal van CA-Mijn-IT. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat het verhaal van de Buch in de dagvaarding en tijdens de zitting onduidelijk is. De Buch had misschien meer duidelijkheid kunnen scheppen door te reageren op het verhaal van CA-Mijn-IT, bijvoorbeeld door de payroll constructie nader uit te leggen. Maar dat heeft de Buch niet gedaan. Ook heeft de Buch niets gezegd over de positie van [I] in deze procedure, terwijl [I] de enige is die volgens de Buch, namens de Buch in 2018 en in 2019 contact had met CA-Mijn-IT over de contractuele afspraken voor het rationalisatie project. De rechtbank ligt haar oordeel hieronder nader toe.
Stellingen van de Buch in de dagvaarding
4.16.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Buch gezegd dat de opdracht aan CA-Mijn-IT vastlag in orders. Bij de dagvaarding heeft Buch maar vier orders overgelegd. Tijdens de zitting heeft Buch nog verwezen naar paragrafen 17 en verder van de dagvaarding, maar daarin is alleen verwezen naar facturen en niet naar orders. Wellicht zijn orders opgenomen als bijlage bij het rapport van Hoffmann bedrijfsrecherche dat de Buch heeft overgelegd. Van de rechtbank kan echter niet worden verwacht dat zij zelf in bijlages bij de dagvaarding op zoek gaat naar producties die mogelijk van belang kunnen zijn.
4.17.
Van de vier overgelegde orders betrof één niet het rationalisatie project. Dit betrof een ander project, waar de Buch in de dagvaarding weinig woorden aan heeft besteed.
De drie overige door de Buch overgelegde orders betroffen de inzet van [gedaagde 2] vanaf 1 april 2019 en betroffen twee Technisch Project Medewerkers. Deze drie overgelegde orders vertegenwoordigen een totale waarde van € 271.440 (€ 88.920, € 93.600 en € 88.920). De Buch heeft niet verteld hoeveel in totaal is gedeclareerd in het rationalisatie project. Wel heeft ze in de dagvaarding gesteld dat naast [gedaagde 2] in totaal zeven mensen zijn ingehuurd en dat zeer hoge bedragen zijn gefactureerd. Ze vordert in totaal een bedrag van € 277.510 en € 283.447,58 terug.
Dit betekent dat de Buch voor een substantieel deel van de gedeclareerde bedragen geen order heeft overgelegd. Dit terwijl ze het bestaan van de overeenkomst tussen de Buch en CA-Mijn-IT wil aantonen aan de hand van orders.
4.18.
Volgens de Buch is sprake van een opdracht aan CA-Mijn-IT die omvatte het vormgeven en volbrengen van de rationalisatie (= het rationalisatie project) en het aansturen van een projectgroep ten behoeve hiervan. De Buch heeft zelf geen schriftelijk stuk overgelegd waarin de order aan CA-Mijn-IT is beschreven. Geen projectomschrijving, geen uit te voeren werkzaamheden, geen inschatting van het aantal in te schakelen mensen, geen besprekingsverslag waaruit blijkt dat het project met CA-Mijn-IT is besproken, geen e-mail, geen document, niets. Zij heeft alleen de vier hierboven omschreven orders overgelegd. Dit valt op, omdat sprake was van een omvangrijk project waarin volgens de Buch hoge bedragen zijn gefactureerd.
4.19.
De Buch heeft gesteld dat de afspraak met CA-Mijn-IT eenvoudig was: CA-Mijn-IT werd uurtje-factuurtje betaald voor elk uur dat een projectmedewerker of ingelogd was of aanwezig was in de speciale projectkamer in het pand van Buch. Dat, hoe en waar deze afspraak met CA-Mijn-IT is gemaakt, heeft zij niet verder toegelicht.
4.20.
Ook de factuurstromen zijn voor de rechtbank niet duidelijk. Twee van de orders staan op naam van CA-Mijn-IT en daar is met de pen bijgeschreven Bounce2Go. Van deze orders stelt de Buch dat dit orders aan Bounce2Go waren, ook al waren ze door de Buch op naam van CA-Mijn-IT gesteld. De derde factuur staat eveneens op naam van CA-Mijn-IT, maar daar is met de pen [A] bijgeschreven. Van deze order zegt de Buch dat deze desondanks een order aan CA-Mijn-IT was en niet aan [A].
Van de inhuur van [gedaagde 2] stelt de Buch wel dat deze via Van Reijn B.V. liep.
Waarom de ene order die door CA-Mijn-IT is gefactureerd en waar met de pen Bounce2Go bij is geschreven met Bounce2Go is afgesloten en de andere order, die door CA-Mijn-IT is gefactureerd, maar waar met de pen [A] bij is geschreven, toch met CA-Mijn-IT is afgesloten is voor de rechtbank niet duidelijk geworden.
Evenmin is voor de rechtbank duidelijk geworden waarom de inhuur van CA-Mijn-IT liep via Reijn B.V. en waarom Reijn B.V., als dat zo was, niet in deze procedure is betrokken.
Verhaal van CA-Mijn-IT en van [I]
4.21.
Als het verhaal van CA-Mijn-IT wordt gevolgd, dan worden een paar van de vragen die de rechtbank heeft naar aanleiding van het verhaal van de Buch beantwoord. CA-Mijn-IT verwijst naar een Project Initiatie Document waarin het rationalisatie project staat beschreven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Buch niet weersproken dat dit document bij haar bekend was. Waarom zij niet eerder in de procedure dit document heeft overgelegd en heeft toegelicht, is niet duidelijk geworden.
De afwijkende factuurstromen zijn volgens CA-Mijn-IT ontstaan omdat de Buch en CA-Mijn-IT waren overeengekomen dat gewerkt moest worden met een payroll constructie. Daarom werd Reijn BV ingeschakeld en daarom liep de facturering van orders aan CA-Mijn-IT via Bounce2Go. Hoe dat precies werkte en wat met wie hierover is afgesproken, is de rechtbank echter niet duidelijk geworden.
4.22.
In de dagvaarding van de Buch vindt de rechtbank niets terug over het verhaal van CA-Mijn-IT. De Buch had hier wel een uitleg over kunnen en moeten geven.
De versie van CA-Mijn-IT was in ieder geval vanaf begin maart 2020 namelijk al bekend bij de Buch. In een e-mail van 10 maart 2020 heeft [gedaagde 2] geschreven dat hij verantwoording wil afleggen omtrent het rationalisatie project zoals afgesproken met de Buch. Hij heeft geschreven dat de Buch deze afspraken kan nazien in het PVA (naar de rechtbank aanneemt: een plan van aanpak) en de resultaatverplichting.
De Buch had beslag gelegd onder CA-Mijn-IT en [gedaagde 2]. Ook in de dagvaarding in kort geding die CA-Mijn-IT voor de dagvaarding in deze procedure heeft uitgebracht, heeft CA-Mijn-IT de resultaatsverbintenis die zij met de Buch was overeengekomen, nader toegelicht.
4.23.
De Buch heeft [I] op enig moment op staande voet ontslagen. Hij was het hier niet mee eens. In een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:8982) is geschreven dat [I] stelt dat eigenlijk sprake was van aanneming van werk en dat de gekozen constructie in samenspraak met (althans wetenschap van) de inkoopadviseur van de Buch is gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling in deze procedure heeft de Buch bevestigd dat [I] de contactpersoon was van CA-Mijn-IT en van [gedaagde 2] en als enige kan vertellen over de afspraken die de Buch met CA-Mijn-IT over het rationalisatie project heeft gemaakt. Dit betekent dat de Buch grote waarde zou moeten toekennen aan de woorden van [I] als het erop aankomt te bepalen welke afspraken tussen de Buch en CA-Mijn-IT zijn gemaakt.
4.24.
Weliswaar heeft [I] in een interview afgenomen door Hoffmann Bedrijfsrecherche niets gezegd over een overeenkomst tot aanneming van werk, maar dat doet niet af aan de stellingen die hij kennelijk daarna in de procedure bij de rechtbank Amsterdam heeft ingenomen en waarvan de rechtbank Amsterdam een bevestiging ziet in overgelegde e-mail correspondentie. Hetzelfde geldt voor een whatsapp bericht dat [I] heeft gestuurd aan [gedaagde 2] in verband met het vrijgeven van medewerkers met kerst, waardoor ze minder op de kosten drukken.
4.25.
Toch heeft de Buch ervoor gekozen in de dagvaarding in het geheel niet in te gaan op het verhaal van CA-Mijn-IT en de resultaatsverbintenis die zij volgens haar met de Buch is overeengekomen.
4.26.
In plaats daarvan komt de Buch met een versie van de gang van zaken die onduidelijk is (met wie is wat overeengekomen), niet logisch (waarom heeft de ene doorhaling op een order wel gevolgen, maar de andere niet), niet gedocumenteerd (geen enkel stuk over het omvangrijke rationalisatie project dat aan CA-Mijn-IT in opdracht is gegeven) en daarmee niet voldoende toegelicht.
4.27.
Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om de Buch toe te laten te bewijzen dat zij met CA-Mijn-IT en Bounce2Go is overeengekomen dat deze voor een niet nader gedocumenteerd rationalisatie project mensen zouden leveren die op basis van uurtje factuurtje onder leiding van [gedaagde 2] werkzaamheden zouden verrichten, waarvoor zij moesten zijn ingelogd of aanwezig moesten zijn op het kantoor van de Buch.
4.28.
Als het waar is dat [gedaagde 2] en [I] samen onder een hoedje hebben gespeeld om de Buch ten onrechte geld afhandig te maken, dan moet de Buch hierover een duidelijker verhaal vertellen. De omstandigheid dat CA-Mijn-IT tijdens de zitting heeft gezegd dat een bepaalde medewerker in bepaalde maanden 99 uur voor de Buch heeft gewerkt, terwijl de betreffende medewerker bij Hoffmann Bedrijfsrecherche heeft verklaard slechts 11 uur per week voor de Buch te zijn ingezet, is hiervoor mogelijk een aanwijzing. Maar deze omstandigheid is in de dagvaarding niet zo toegelicht en pas helemaal aan het einde van de mondelinge behandeling ter sprake gekomen. Dit kan de rechtbank dan ook niet meer meenemen in deze procedure.
Overige vorderingen van de Buch
4.29.
De rechtbank zal de Buch niet toelaten tot het leveren van bewijs. Daarvoor is een duidelijker verhaal nodig over wat is er gebeurd en wat er is afgesproken. Dit komt nu in deze procedure niet vast te staan.
Dit betekent dat alle vorderingen van de Buch dienen te worden afgewezen, zonder dat de rechtbank dit nader hoeft toe te lichten. Voor alle vorderingen van de Buch is namelijk van belang dat komt vast te staan wat tussen de Buch en CA-Mijn-IT en Bounce2Go is afgesproken.
4.30.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat tijdens de zitting is gebleken dat de Buch wel in gesprek wil met CA-Mijn-IT over het resultaat van de door CA-Mijn-IT in het kader van het rationalisatie project verrichte werkzaamheden. Volgens De Buch heeft nader onderzoek uitgewezen dat van de verwachte besparingen nog maar weinig terecht is gekomen. De Buch heeft in de dagvaarding echter niet opgenomen dat zij eventueel schadevergoeding vordert van CA-Mijn-IT omdat het resultaat van het rationalisatie project niet is gerealiseerd. Voor zover de Buch om deze reden gelden wil terugvorderen van CA-Mijn-IT is daarvoor in deze fase van de procedure dan ook geen ruimte.
Proceskosten
4.31.
De Buch wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden tot op heden voor zowel voor CA-Mijn-IT c.s. als voor Bounce2Go c.s. begroot op een bedrag van € 4.131 voor griffierecht en € 4.982 voor salaris advocaat (2 punten à € 2.491, tarief VI), totaal een bedrag van € 9.113.
Bounce2Go c.s. hebben ook veroordeling in de nakosten gevorderd. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vergelijk HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief”

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de Buch in de proceskosten:
5.2.1.
voor CA-Mijn-IT c.s. tot op heden begroot op € 9.113;
5.2.2.
voor Bounce2Go c.s. tot op heden begroot op € 9.113 en op € 163 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening;
5.3.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021. [2]

Voetnoten

1.Het 5e huis was een IT project dat CA-Mijn-IT in opdracht van de Buch heeft uitgevoerd, voordat met het rationalisatie project werd begonnen.
2.type: 1958