ECLI:NL:RBDHA:2021:13170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/1826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 29 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'Verblijf als familie-of gezinslid bij Tesfalem Weldegergis Bahre'. Deze aanvraag werd op 5 november 2020 afgewezen. Het bezwaar dat eiseres hiertegen indiende, werd op 23 februari 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 24 juni 2021 diende eiseres een nieuwe aanvraag in voor een mvv, welke op 12 oktober 2021 werd ingewilligd. Eiseres trok haar beroep in op 19 oktober 2021 en verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, maar verweerder weigerde de proceskosten te vergoeden.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat er in dit geval geen sprake was van tegemoetkomen, omdat de inwilliging van de mvv betrekking had op een nieuwe aanvraag en niet op de oorspronkelijke aanvraag van eiseres. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd daarom afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/1826

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

v-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. M. Wiersma,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Visschers

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 29 januari 2020 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie -of gezinslid bij Tesfalem Weldegergis Bahre’ afgewezen.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is bij besluit van 23 februari 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiseres heeft op 24 juni 2021 een nieuwe aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie-of gezinslid bij Tesfalem Weldegergis Bahre’.
Verweerder heeft bij besluit van 12 oktober 2021 deze opvolgende aanvraag ingewilligd.
Eiseres heeft het beroep op 19 oktober 2021 ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft hierop bij schrijven van 3 november 2021 gereageerd en meegedeeld niet bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank – bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 – een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is geen sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit neemt op andere gronden dan door de indiener aangevoerd of vanwege gewijzigde omstandigheden.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Immers, zoals blijkt uit hetgeen onder ‘procesverloop’ staat vermeld, heeft de inwilliging van de mvv betrekking op een nieuwe mvv-aanvraag en niet op de onderhavige aanvraag van 29 januari 2020. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is daarom kennelijk ongegrond en wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 25 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.zie onder meer de uitspraken van 31 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:676 en van 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1084.