ECLI:NL:RBDHA:2021:13170
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 29 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'Verblijf als familie-of gezinslid bij Tesfalem Weldegergis Bahre'. Deze aanvraag werd op 5 november 2020 afgewezen. Het bezwaar dat eiseres hiertegen indiende, werd op 23 februari 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 24 juni 2021 diende eiseres een nieuwe aanvraag in voor een mvv, welke op 12 oktober 2021 werd ingewilligd. Eiseres trok haar beroep in op 19 oktober 2021 en verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, maar verweerder weigerde de proceskosten te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat er in dit geval geen sprake was van tegemoetkomen, omdat de inwilliging van de mvv betrekking had op een nieuwe aanvraag en niet op de oorspronkelijke aanvraag van eiseres. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd daarom afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.