ECLI:NL:RBDHA:2021:13026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
NL21.16343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele geaardheid en de beoordeling van geloofwaardigheid door de overheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Oegandese vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig waren. Eiseres had aangevoerd dat zij Oeganda had verlaten vanwege bedreigingen die zij ontving van de ex-vriend van haar partner, die haar met de dood had bedreigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de verklaringen van eiseres, de ingediende stukken en de argumenten van de verweerder. Eiseres heeft betoogd dat de tolk tijdens het gehoor niet adequaat was en dat haar verklaringen niet goed waren vertaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de homoseksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig is bevonden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van eiseres opnieuw moet worden beoordeeld. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16343

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Mackic).

ProcesverloopBij besluit van 15 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e. Verder heeft verweerder aan eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en geen uitstel van vertrek verleend. Tevens is eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.16344, op 4 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is (door middel van een beeldverbinding/telehoren) verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Nakamya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1993 en heeft de Oegandese nationaliteit.
Eiseres heeft op 19 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij Oeganda heeft verlaten vanwege problemen ten gevolge van haar seksuele geaardheid. Eiseres had een relatie met [A] . De ex-vriend van [A] , [B] , heeft de relatie ontdekt toen hij seksueel getinte berichten op [A] telefoon had gelezen. [B] heeft eiseres bedreigd met de dood. Eiseres vreest bij terugkeer vervolgd en vermoord te worden door [B] en de politie/autoriteiten.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. homoseksuele geaardheid;
3. problemen ten gevolge van haar homoseksuele geaardheid.
3. Verweerder vindt element 1 geloofwaardig. Verweerder vindt de elementen 2 en
3 niet geloofwaardig. Verweerder heeft aan de ongeloofwaardigheid van de elementen 2 en 3 ten grondslag gelegd dat eiseres tegenstrijdige, wisselende, inconsistente, oppervlakkige en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd. Volgens verweerder zijn de wel geloofwaardig geachte elementen onvoldoende zwaarwegend om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, Vw 2000.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres vindt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat
haar gestelde seksuele geaardheid en de daaruit voorvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. Eiseres voert in beroep aan dat de op de eerste dag van het nader gehoor gebruikte tolk de Nederlandse taal niet voldoende beheerste. Verder voert eiseres aan dat zij bij haar advocaat had aangegeven dat zij een tolk Engels wilde. Eiseres betoogt dat verweerder haar tegenstrijdigheden tegenwerpt die aan de vertaling liggen en eiseres niet kunnen worden toegerekend. Eiseres voert aan dat zij opnieuw gehoord had moeten worden. Eiseres betoogt verder dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het rapport van MediFirst waarin staat dat zij nogal eens niet in staat is om bij een gebeurtenis een exacte datum te plaatsen en dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader.
Verder voert eiseres aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij wisselend heeft verklaard over haar relatie met [A] en het moment dat zij bewust werd van haar seksuele geaardheid. Eiseres stelt dat er twee verschillende fases waren in de relatie tussen haar en [A] . Eiseres voert aan dat zij [A] op haar zestiende heeft ontmoet en dat er toen een vriendschappelijke relatie is ontstaan, waarbij zij wel met elkaar flirtten. Deze relatie is later, op haar negentiende, nadat zij met [A] had gezoend en nadat zij met elkaar naar bed zijn geweest een romantische/liefdesrelatie geworden. Eiseres wist pas toen zeker dat ze lesbisch was.
Verder voert eiseres aan dat verweerder niet zonder meer voorbij had kunnen gaan aan de beoordeling van de overgelegde stukken (foto’s van haar en [A] , Whatsapp berichten tussen hun, een verklaring van [D] en een getuige verklaring van [A] ) die de relatie tussen haar en [A] onderbouwen. Eiseres verwijst in dit verband naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) en van de rechtbank Den Haag. [1] Eiseres stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd welk gewicht aan de overgelegde stukken toekomt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Tolk
5. De rechtbank is het met verweerder eens dat de stelling van eiseres, dat de tolk
tijdens het nader gehoor niet goed Nederlands sprak, niet kan worden gevolgd. Dat volgens eiseres in het rapport van nader gehoor staat dat regelmatig vragen opnieuw zijn gesteld of aan eiseres is gevraagd een antwoord te verduidelijken, biedt hiervoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten. Dit kan immers tal van redenen hebben en hoeft er niet mee te maken te maken te hebben dat de tolk de antwoorden van eiseres niet goed in het Nederlands zou hebben vertaald. Dat de tolk volgens het verslag van de medewerkster van Vluchtelingenwerk niet in staat was om volzinnen te formuleren en met een accent sprak, biedt de rechtbank ook onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de antwoorden van eiseres onjuist zijn vertaald. De rechtbank overweegt dat eiseres tijdens de correcties en aanvullingen hier niets over heeft ingediend, terwijl dit het moment was geweest om eventuele onjuist vertaalde antwoorden aan te geven en te verbeteren. Voor zover eiseres betoogt dat zij liever een tolk Engels had gehad tijdens het nader gehoor, overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres heeft aangegeven dat zij de tolk Ghanees goed heeft verstaan. Dit betoogt leidt daarom naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot het oordeel dat niet van het rapport van nader gehoor kan worden uitgegaan of eiseres opnieuw zou moeten worden gehoord.
Homoseksuele geaardheid
6. De rechtbank overweegt dat verweerder eiseres onder meer heeft tegenworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer zij een relatie kreeg met [A] en over wanneer zij zeker is geworden van haar geaardheid.
6.1.
De rechtbank overweegt dat eiseres hierover het volgende heeft verklaard. Eiseres kwam er rond haar zestiende achter dat zij op vrouwen valt toen zij [A] had ontmoet. Daarvoor had zij een apart gevoel voor meisjes, maar kon dit niet plaatsen. [2] Op haar zestiende is eiseres verliefd geworden op [A] en werd zij bewust van haar geaardheid. [3] Eiseres en [A] hebben eerst afgesproken om beste vriendinnen te worden, maar die relatie ontwikkelde zich op een manier waarbij zij liefdesappjes en video’s naar elkaar stuurden. [4] Eiseres en [A] gingen in die periode samen op stap met toestemming van de moeder van eiseres. [5] Rond 2013 heeft eiseres geprobeerd om met een jongen genaamd [C] te daten, nadat [B] achter de relatie tussen eiseres en [A] is gekomen. [6] Dat is niet gelukt omdat eiseres niets voor hem voelde. [7] Toen eiseres met [A] zoende, was zij klaar om meer te doen met haar en nadat ze seks met elkaar hadden wist zij zeker wat zij wilde. [8] Eiseres wist zeker dat zij op vrouwen viel nadat zij met [A] heeft geslapen. [9] Het zoenen en het slapen met [A] was op dezelfde dag, toen wist eiseres het zeker over haar geaardheid. [10] Volgens eiseres speelde dit zich af in 2014 en was zij toen negentien. [11]
6.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard omtrent het moment van ontstaan van de relatie tussen haar en [A] , nu zij hierover enerzijds zou hebben verklaard dat deze is ontstaan na de vrijpartij in 2014 en anderzijds dat deze relatie is ontstaan toen eiseres zestien was. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet onderkend dat eiseres in dit verband heeft verklaard over twee verschillende typen relaties die zij met [A] heeft gehad. Toen zij zestien was kregen zij een platonische/vriendschappelijke relatie waarbij al wel sprake was van verliefdheid, maar zij nog geen echte liefdesrelatie hadden. Zij stuurden elkaar al wel berichtjes waardoor [B] achter deze relatie is gekomen. Toen eiseres negentien jaar was kreeg ze een volwaardige, ‘officiële’ liefdesrelatie met [A] nadat zij hadden gezoend en seks hadden gehad. Eiseres ligt dit verschil op verschillende momenten in het nader gehoor toe. Zo verklaart eiseres dat de relatie met [A] is ontstaan toen zij zestien was, maar dat zij toen niets hebben gedaan behalve praten en berichtjes en foto’s sturen. [12] Omdat [A] een relatie had met [B] , heeft eiseres volgehouden om geen relatie te doen ontstaan. Samen slapen was de druppel. [13] De rechtbank leest in deze verklaringen dat de vriendschapsrelatie met [A] is ontstaan toen eiseres zestien was en zij heeft volgehouden om geen liefdesrelatie te doen ontstaan, omdat [A] op dat moment een relatie had met [B] . Het samen slapen was de druppel die de vriendschapsrelatie in een liefdesrelatie deed omslaan. Eiseres verklaart verderop in het gehoor dat zij sinds 2014, na de vrijpartij, echt een relatie hebben, maar dat eiseres daarvoor al verliefd was op [A] en zij elkaar berichtjes en appjes stuurden. [14] Als verweerder over die periode vraagt of eiseres en [A] een relatie hadden, maar voor de buitenwereld de schijn ophielden door te vertellen dat zij beste vriendinnen waren antwoord eiseres: “Ja en nee. Wij wisten dat onze gevoelens sterker was dan vriendschap. Maar wij hadden nog niet officieel verklaard dat we een relatie hadden”. [15] De rechtbank overweegt dat uit deze verklaringen duidelijk volgt dat eiseres twee typen relaties met [A] onderscheidt; de platonische/vriendschappelijke relatie waarbij al wel sprak is van verliefdheid en het sturen van berichten aan elkaar en de ‘officiële’ liefdesrelatie nadat zij met elkaar naar bed zijn geweest.
6.3.
De rechtbank overweegt verder dat het niet onderkennen door verweerder van de verschillende typen relaties doorwerkt in andere aan eiseres tegengeworpen tegenstrijdigheden en ongerijmdheden. Zo heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het ongerijmd is dat eiseres en [A] een relatie hadden, terwijl er nog verschillende omstandigheden in de weg zaten zoals de leeftijd van eiseres en de omstandigheid dat [A] een relatie had met [B] . De rechtbank overweegt dat ook hiervoor geldt dat verweerder niet heeft onderkend dat eiseres heeft verklaard dat deze omstandigheden in de weg zaten aan een liefdesrelatie, maar dat dit niet betekent dat zij niet een platonische/vriendschappelijke relatie konden hebben. Ook de door verweerder tegengeworpen tegenstrijdigheid dat eiseres heeft verklaard dat toen zij een relatie met [A] kreeg, zij niet vaak uitgingen omdat haar moeder daar tegen was, terwijl eiseres ook heeft verklaard dat zij wel toestemming kreeg van haar moeder om met [A] uit te gaan volgt de rechtbank niet. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat haar moeder toestemming gaf om met [A] uit te gaan toen zij nog een vriendschappelijke relatie hadden in 2010, terwijl haar moeder niet meer wilde dat zij met [A] uitging nadat zij een ‘officiële’ liefdesrelatie kregen.
6.4.
De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij verschillende momenten duidt die van invloed waren voor het ontdekken van haar geaardheid. De rechtbank overweegt dat deze momenten voor eiseres samenvallen met de twee verschillende typen relaties die zij met [A] heeft gehad; de vriendschappelijke relatie en de liefdesrelatie. De rechtbank overweegt dat het niet onderkennen hiervan door verweerder eveneens doorwerkt in de door verweerder tegengeworpen tegenstijdigheden en ongerijmdheden over het bewust worden van haar seksuele geaardheid. Zo werpt verweerder eiseres ten onrechte tegen dat zij (tegenstrijdig) heeft verklaard dat zij op haar zestiende bewust werd van haar seksuele geaardheid nadat zij met [A] had gezoend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres op geen enkel moment verklaard dat deze zoen plaatsvond toen zij zestien was, maar volgt uit de verklaringen van eiseres juist dat dit was op haar negentiende. Evenmin volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat het tegenstrijdig is dat eiseres enerzijds heeft verklaard dat zij op haar zestiende bewust werd van haar seksuele geaardheid en op haar negentiende zeker wist dat zij lesbisch was, nadat zij met [A] had gezoend en seks had gehad. De rechtbank ziet niet in dat in dit geval geen sprake kan zijn geweest van een proces, waarbij een periode zat tussen het bewust worden van de seksuele geaardheid en het zeker weten daarvan. Dit te meer nu eiseres heeft verklaard dat zij in de periode tussen het bewust worden en het zeker weten nog heeft geprobeerd om relatie te hebben met een jongen genaamd [C] . Verweerder heeft ook onvoldoende gemotiveerd waarom het ongerijmd is dat eiseres en haar familie zijn gaan bidden toen [B] er achter was gekomen dat eiseres en [A] verliefd waren. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat dit zich heeft afgespeeld rond 2013 in de periode dat eiseres en [A] nog een vriendschappelijke relatie hadden en voordat zij met [C] ging daten. Anders dan verweerder tegenwerpt was dit dus voordat eiseres een liefdesrelatie met [A] kreeg en zeker wist van haar seksuele geaardheid. Verweerder werpt daarom ten onrechte tegen dat eiseres pas is gaan bidden nadat zij zeker werd van haar seksuele geaardheid.
6.5.
De rechtbank overweegt dat verweerder gelet op het voorgaande onvoldoende en ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig is bevonden. Eiseres heeft bovendien verschillende stukken overgelegd die zien op de relatie met [A] . Eiseres heeft foto’s, whatsappberichten, een verklaring van [D] en een getuige-verklaring van [A] overgelegd. Ook heeft [A] ter zitting een verklaring afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het besteden besluit niet dat verweerder dit steunbewijs op de juiste wijze heeft meegewogen. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021. [16] Hierin heeft de Afdeling geoordeeld dat verweerder asielverzoeken van lhbti+’ers integraal op hun geloofwaardigheid moet beoordelen. Dat betekent dat hij niet alleen mag afgaan op wat de asielzoeker zelf verklaart over diens geaardheid, maar dat ook eventuele feitelijke informatie moet worden betrokken die de asielzoeker als ondersteunend bewijs heeft ingediend. In het bestreden besluit staat over de overgelegde stukken alleen dat dit geen authentieke stukken van de autoriteiten zijn en dat wordt gekeken naar de verklaringen van eiseres. Verweerder heeft hiermee niet kenbaar gemotiveerd welk gewicht aan de inhoud van de stukken toekomt in het licht van de door eiseres afgelegde verklaringen.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn conclusie over de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van eiseres niet deugdelijk gemotiveerd. Nu het niet aan de rechtbank maar aan verweerder is een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te maken, zal verweerder de geloofwaardigheid van de geaardheid opnieuw moeten beoordelen met inachtneming van wat de rechtbank heeft overwogen. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank komt daarom niet toe aan de overige beroepsgronden.
8. De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met
inachtneming van deze uitspraak
.De rechtbank stelt daarvoor een termijn van zes weken.
9. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door
eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres voor een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Rapport nader gehoor, p. 11.
3.Rapport nader gehoor, p. 12.
4.Rapport nader gehoor, p. 6.
5.Rapport nader gehoor, p. 6.
6.Rapport nader gehoor, p. 11.
7.Rapport nader gehoor, p. 11.
8.Rapport nader gehoor, p. 12.
9.Rapport nader gehoor, p. 14.
10.Rapport nader gehoor, p. 15.
11.Rapport nader gehoor, p. 15.
12.Rapport nader gehoor, p. 15.
13.Rapport nader gehoor, p. 15/16.
14.Rapport nader gehoor p. 17.
15.Rapport nader gehoor p. 18.