ECLI:NL:RBDHA:2021:8426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
Nl21.6808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Ugandese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel aanvroeg op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, waarbij hij stelde dat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet verplicht is om sluitend bewijs te leveren van zijn geaardheid, maar deze slechts aannemelijk hoeft te maken. De rechtbank bekritiseerde de staatssecretaris voor het niet toekennen van waarde aan verklaringen van de ex-partner van de eiser en de organisatie LGBT Asylum Support. Tevens werd opgemerkt dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiser niet mocht vergelijken met die van andere asielzoekers, aangezien elke situatie uniek is en gevoelens niet vergelijkbaar zijn. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de staatssecretaris werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van de eiser als summier en oppervlakkig werden beschouwd, en dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6808

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.P. van Empel-Bouman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

ProcesverloopBij besluit van 30 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Tevens is bepaald dat geen reguliere vergunning en geen uitstel van vertrek wordt verleend.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [naam 1] , voorzitter van LGBT Asylum Support. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en in zijn land van herkomst een relatie had met [naam 2] . Toen hij op 27 april 2019 [naam 2] betrapte met een andere man ontstond er een worsteling/vechtpartij en kwamen de buren binnen. Hierdoor werd bekend dat eiser homoseksueel is omdat de buren hebben gehoord dat deze man riep dat eiser degene was die een relatie met [naam 2] had. Tevens is de politie ter plaatse gekomen en kreeg eiser ook problemen met zijn familie, die eisers homoseksuele geaardheid niet accepteerde. Vanwege deze problemen en omdat zijn geaardheid bekend is geworden en hij die niet kan uiten in zijn land, is hij een maand na het incident zijn land ontvlucht met een eigen geldig paspoort en Nederlands visum. Eiser vreest te worden gearresteerd en gedetineerd door de autoriteiten en hij vreest te worden verstoten door zijn familie, de samenleving en de kerk.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Homoseksualiteit;
  • Problemen als gevolg van homoseksualiteit.
3. Blijkens de besluitvorming volgt verweerder eiser in zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid en over de problemen als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid worden door verweerder niet geloofwaardig geacht. Daarom heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
4. In het voornemen heeft verweerder overwogen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over hoe hij erachter kwam dat hij homoseksueel was. Evenmin heeft hij inzichtelijk gemaakt hoe hij dit persoonlijk beleefde. Ook is niet duidelijk geworden hoe de acceptatie van zijn geaardheid precies is verlopen voor eiser en daarnaast heeft hij op verschillende vlakken tegenstrijdig verklaard. Dit alles terwijl eiser een hoogopgeleide man is die is grootgebracht in een homofobe omgeving. Derhalve had meer inzicht, eenduidigheid en duidelijkheid verwacht mogen worden in zijn verklaringen. Daarbij komt dat eiser summier, algemeen en oppervlakkig heeft verklaard over zijn relaties, die daardoor op zichzelf hoogst ongeloofwaardig zijn. Weliswaar heeft eiser in Nederland actief meegedaan aan verschillende LHBTI- activiteiten, maar dit weegt niet op tegen de tekortschietingen in zijn verklaringen ten aanzien van zijn homoseksualiteit in het algemeen. In het besluit heeft verweerder voorts overwogen dat de genoemde voorbeelden uit de zienswijze, alsook de verdere verklaringen van eiser, geen inzicht geven in het bewustwordingsproces van eiser omtrent zijn homoseksualiteit in het algemeen, maar louter gaan over [naam 3] . Dit geeft geen antwoord op de vraag hoe eiser zich realiseerde dat hij homoseksueel was. Het blijft daarmee onduidelijk hoe eiser realiseerde dat hij homoseksueel was. Eiser heeft niet kunnen concretiseren en verduidelijken wat de ‘verwarring’ rondom zijn homoseksuele geaardheid inhield voor hem persoonlijk, terwijl hier herhaaldelijk expliciet naar gevraagd is. De verslechterde schoolresultaten en depressieve gedachtes van eiser kunnen hier niet volstaan als persoonlijke antwoorden. Dit betreffen immers omstandigheden die aan velerlei oorzaken kunnen worden toegeschreven en waardoor dit geen duidelijkheid kan verschaffen over de ontdekking zelf. Eiser is kortweg tekortgeschoten in zijn verklaringen over hoe hij zijn tot wasdom komende homoseksualiteit heeft ervaren en vooral hoe hij hiermee is omgegaan.
Eiser wordt wel gevolgd in zijn stelling dat hij niet met [naam 3] sprak over zijn homoseksualiteit waardoor hij niemand had om zich tot te wenden aangaande zijn geaardheid. Dit leidt echter niet tot een andere conclusie omtrent de geloofwaardigheid van zijn homoseksualiteit.
Eiser wordt voorts niet gevolgd dat de relatie tussen hem en [naam 3] anders opgevat moet worden dan een liefdesrelatie. Daarom mag van eiser worden verwacht dat hij helder kan verklaren over hoe deze relatie tot stand is gekomen en wat zijn gevoelens waren voor [naam 3] . De verklaring dat [naam 3] hem een ‘veilig gevoel’ gaf kan niet als afdoende antwoord gezien worden, daar er uitgebreidere en meerdere antwoorden verwacht mogen worden wanneer iemand spreekt over de gevoelens voor zijn (ex-)geliefde.
Dat eiser weet hoe iemands ouders heten zegt niets over de relatie tot diegene. De genoemde hobby’s van [naam 2] , laat onverlet dat gelet op de vijf jaar lange relatie met [naam 2] uitgebreidere, specifiekere en persoonlijkere voorbeelden mochten worden verwacht. Eiser is tot tweemaal toe uitgenodigd door de gehoorambtenaar om hierover te vertellen. Niet wordt duidelijk waarom eiser niet via een meer persoonlijk communicatiemiddel zoals de telefoon (bellend of via berichten) contact heeft gezocht met [naam 2] , doch enkel via Facebook. Daarnaast blijkt uit de antwoorden van eiser dat hij op Facebook slechts heeft gezocht naar [naam 2] , niet dat hij daadwerkelijk met hem in contact is getreden via bijvoorbeeld de chat. Niet is duidelijk wat eiser hiertoe heeft belet. Het blijft daarom opmerkelijk dat eiser zo weinig moeite heeft gedaan om nog contact te zoeken met de liefde van zijn leven, of uit te zoeken wat er van hem geworden is na eisers vlucht. Het is niet juist dat er geen waarde aan de kennis van contacten van eiser wordt gehecht op dit punt. De kennis en contacten van eiser op dit terrein wegen niet op tegen zijn gebrekkige verklaringen ten aanzien van zijn geaardheid. Ook wordt hier herhaald dat het eenieder vrij staat, ook in Oeganda, om kennis op te doen over LHBTI-groepen en aanverwante zaken, waardoor iemands kennis hierover weinig zegt over diens geaardheid.
5. Verweerder gelooft ook de problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid niet omdat afbreuk wordt gedaan aan deze problemen reeds doordat de gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is bevonden. Eiser heeft voorts opmerkelijke verklaringen afgelegd omtrent de deur en ramen van [naam 2] huis. Eiser is zelf niet in staat van beschuldiging is gesteld en zijn familie heeft louter via via gehoord van zijn gestelde homoseksualiteit. De buren en omstanders die eiser hiervan betichtten baseerden zich hierbij bovendien op de aantijgingen van een vreemde jongeman die zij naakt in een huis aantroffen dat niet het hunne was en waar eiser slechts op bezoek was. Dat eiser als gevolg hiervan in de problemen is gekomen met zijn eigen familie kan daarom niet gevolgd worden. Hierbij is tevens overwogen dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid bij de politie te reageren op de aantijgingen en dat de politie hem formeel niet zocht of ergens van verdacht. Daarnaast is overwogen dat eiser tal van tegenstrijdige, opmerkelijke en ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over de periode na het bezoek aan [naam 2] tot aan zijn vertrek.
6. Eiser is tegen al deze tegenwerpingen opgekomen.
7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
8. Verweerder werpt eiser met name tegen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard en dat van hem meer mag en kan worden verwacht omdat hij hoog opgeleid is en omdat hij afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet openlijk kan worden geuit. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat dit de kern van het besluit is. De rechtbank heeft tijdens de behandeling ter zitting om nadere uitleg van deze tegenwerping gevraagd. Verweerder moet, ook gelet op zijn eigen werkinstructies, zowel bij het horen als bij het beslissen rekening houden met de achtergrond en dus de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Niet valt in te zien echter waarom vreemdelingen die hoog zijn opgeleid zonder meer in staat moeten worden geacht om diepgaandere verklaringen af te kunnen leggen over hun gevoelsleven en meer specifiek hun seksuele ontwikkeling en gevoelens daarbij en de relaties die worden aangegaan. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hoger opgeleiden over een grotere woordenschat beschikken en daarom meer gedetailleerd en diepgaander hun emoties en gevoelens moeten kunnen beschrijven. De rechtbank kan dit niet volgen. Aan eiser is niet tegengeworpen dat zijn woordkeuze onvoldoende is maar dat hij -kennelijk- te weinig gevoelens heeft ervaren bij zijn seksuele ontwikkeling en hierbij ook te weinig bewust is geweest van die ontwikkeling en de problemen die hij daardoor in zijn land van herkomst kan ervaren. Eiser heeft in de gronden van beroep een deel van zijn verklaringen opgenomen om aan te geven dat hij niet summier heeft verklaard over het ontdekken van zijn geaardheid. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze verklaringen dermate oppervlakkig worden geacht dat hierdoor de gestelde geaardheid niet geloofwaardig is. Over wat de verwarring rondom zijn homoseksuele geaardheid inhield voor eiser persoonlijk, heeft eiser in beroep aangevoerd dat hij duidelijk heeft verklaard dat zijn schoolresultaten verslechterden en dat hij depressieve gedachtes had en dat uit zijn verklaringen ook wel blijkt dat dit met de ontdekking van zijn geaardheid te maken had. Eiser verwijst naar pagina 15, 16 en 17 van het nader gehoor. De rechtbank overweegt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom eiser over de verwarring rondom zijn homoseksuele geaardheid onvoldoende concreet heeft verklaard. De tegenwerping van verweerder dat depressieve gedachten en slechte schoolprestaties ook een andere oorzaak kunnen hebben dan het ontdekken van een homoseksuele geaardheid kan geen stand houden. Verweerder lijkt door dit zo te motiveren te verwachten dat eiser “sluitend bewijs” levert, terwijl eiser “slechts” aannemelijk hoeft te maken dat hij homoseksueel is. Eiser legt hierbij zelf een verband tussen het ontdekken van zijn seksuele identiteit en het op enig moment krijgen van depressieve gevoelens en slechte schoolprestaties. Eiser legt met deze verklaring uit wat het ontdekken van zijn geaardheid bij hem teweeg bracht. Verweerder lijkt te verwachten dat het ontdekken van een homoseksuele geaardheid enkel en steeds gepaard gaat met een innerlijk proces van bewustwording. Eiser heeft nu juist verklaard wat het ontdekken van zijn geaardheid feitelijk voor gevolgen had. Niet valt in te zien waarom verweerder deze gevolgen niet hoeft te betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling en niet valt in te zien waarom verweerder van iedere vreemdeling mag verwachten met name uitgebreid na te denken over wat een homoseksuele geaardheid voor gevolgen heeft. Eiser heeft bovendien genoegzaam verklaard dat hij zich bewust was van de omstandigheid dat hij in Oeganda zijn geaardheid niet kan uiten. Hij heeft verklaard dat hij er met niemand over kon praten, dat hij problemen met zijn familie verwacht en ook heeft gekregen en dat hij niet naar de politie gaat om een verklaring af te leggen over het aanwezig zijn geweest van seksuele activiteiten tussen zijn vriend met een andere man. Hieruit blijkt dat eiser zich ten volle bewust is van de situatie van homoseksuelen in Oeganda en hier ook naar handelt. Verweerder zal dit bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling moeten betrekken in plaats van het blijven verwachten dat eiser hier vooral veel over heeft nagedacht. Verweerder heeft gelijk dat alle vragen bij herhaling zijn gesteld. Echter indien reeds aanstonds duidelijk is dat eiser niet zozeer veel heeft nagedacht maar vooral feitelijk heeft gehandeld is het blijven stellen van dezelfde vragen weinig zinvol. Dat het voor verweerder -waarschijnlijk- lastiger is om feitelijk handelen te beoordelen dan verklaringen over gedachten en gevoelens doet hieraan niet af.
9. Tevens heeft verweerder tegengeworpen dat eiser summier heeft verklaard over [naam 2] met wie eiser naar zijn zeggen gedurende vijf jaar een relatie heeft gehad. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verklaard wat [naam 2] en zijn omgang met [naam 2] voor hem betekende. Tevens heeft hij verklaard wat hij wist over [naam 2] . Niet duidelijk is welke informatie verweerder nog meer verwacht. De omstandigheid dat eiser in Oeganda niet openlijk zijn geaardheid kan uiten en het aangaan van een homoseksuele relatie risico’s met zich brengt voor zover deze relatie bekend wordt betekent niet zonder meer dat eiser ook in staat moet worden gedacht om uitgebreid diepere emoties en gevoelens te kunnen beschrijven. Verweerder heeft in eerste instantie aan eiser tegengeworpen dat de omstandigheid dat hij niet heeft gepoogd om na het vertrek uit Oeganda contact met [naam 2] te krijgen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde relatie met [naam 2] . In beroep heeft eiser echter recente whatsapp-berichten van hem met [naam 2] overgelegd. Verweerder heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat niet is na te gaan of degene met wie eiser heeft geappt ook echt de voormalige partner van eiser is. De rechtbank overweegt dat verweerder op deze wijze het eiser onmogelijk maakt om zijn voormalige relatie nader te onderbouwen. Eiser kan immers niet “bewijzen” dat dit “de [naam 2] ” is die hij uit Oeganda kent en met wie hij vijf jaar een liefdesrelatie heeft gehad. Verweerder had dan ook minstgenomen moeten ingaan op de inhoud van de conversatie.
10. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de overige overgelegde producties. Weliswaar zijn deze overgelegd na de besluitvorming en kan verweerder bezwaarlijk worden verweten hierop niet te zijn ingegaan in het besluit, echter de reactie in het verweerschrift getuigt van het onvoldoende betrekken van deze stukken. Eiser heeft met deze producties aangegeven actief betrokken te zijn bij LHBTI-bewegingen in Nederland. Verweerder erkent ook dat dit moet worden afgeleid uit de foto’s en verklaringen van derden, maar zegt eenvoudigweg dat dit de gestelde geaardheid niet onderbouwt omdat ook heteroseksuelen kunnen deelnemen aan activiteiten voor en door de LHBTI-gemeenschap. De rechtbank acht deze beoordeling van de producties in strijd met de werkinstructie. Op deze wijze kan eiser immers nimmer zijn verklaringen nader onderbouwen met activiteiten die hij thans in Nederland verricht of met verklaringen van derden die feiten toevoegen aan het dossier. [naam 1] heeft ter zitting toegelicht dat LGBT Asylum support nimmer een standpunt zal innemen over de geaardheid van een vreemdeling omdat de enige persoon die een verklaring kan afleggen over zijn geaardheid die persoon zelf is. [naam 1] heeft voorts toegelicht dat een vreemdeling die betrokken wil raken bij LGBT Asylum support een gesprek kan aangaan op het kantoor in Groningen om te bezien of de organisatie hulp kan bieden aan de vreemdeling. Tevens is toegelicht dat de LGBTI-gemeenschap kritisch is naar personen die zich een geaardheid voorwenden enkel om verblijf te krijgen. Eiser heeft voorts ook verklaard dat hij betrokken is bij het geven van voorlichting.
De rechtbank overweegt, zoals ook besproken ter zitting, dat het aan de rechtbank is om te beoordelen of verweerder op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de werkinstructie en het beoordelingskader. In zoverre kan de uitgebreide schriftelijke verklaring van [naam 1] en de ter zitting gegeven toelichting geen afbreuk doen aan het besluit. De rechtbank overweegt wel dat de enkele overweging van verweerder dat het aan eiser is om middels zijn verklaringen ten overstaan van verweerder zijn geaardheid aannemelijk te maken niet volstaat. Verweerder kent feitelijk aan de overgelegde producties geen enkele ondersteunende bewijswaarde toe. Juist in een situatie als de onderhavige, waarin een vreemdeling wordt verweten summier en oppervlakkig te hebben verklaard, dient verweerder zorgvuldig te onderzoeken of de feitelijke gedragingen van de vreemdeling de verklaringen kunnen ondersteunen en aanvullen. Verweerder dient daarbij nadrukkelijk in te gaan op de aard van de activiteiten, de personen en organisaties met wie de vreemdeling contact heeft gezocht en de duur van deze contacten. In de onderhavige procedure is verweerder onvoldoende ingegaan op de feiten en omstandigheden die door deze producties aan het dossier zijn toegevoegd. Verweerder dient ook in ogenschouw te nemen dat hij moet beoordelen of aan eiser het voordeel van de twijfel kan worden gegund nu aan eiser -ten aanzien van de kern van het asielrelaas- niet is tegengeworpen dat sprake zou zijn van tegenstrijdige verklaringen maar enkel van verklaringen die verweerder summier en oppervlakkig acht.
11. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de beslismedewerker alle producties heeft bekeken en heeft aangegeven dat het besluit kan worden gehandhaafd. Verweerder heeft ook toegelicht dat de beslismedewerker niet alleen de relazen beoordeelt die leiden tot een afwijzend besluit maar ook die relazen die wel tot een inwilliging leiden. In die zin, stelt verweerder, worden relazen met elkaar vergeleken en kan worden beoordeeld dat eiser in vergelijking met anderen te summier heeft verklaard om zijn gestelde geaardheid aannemelijk te maken. Eiser heeft terecht aangevoerd dat dit “vergelijken” in strijd is met de werkinstructie voor zover hierin is bepaald dat ieder relaas op zijn eigen merites wordt beoordeeld. De rechtbank overweegt dat relazen die zien op een gestelde geaardheid zich niet lenen voor een vergelijking. Anders dan bij relazen die zien op een feiten en omstandigheden in een land van herkomst of een zekere kennis vereisen, zien relazen over een geaardheid op gevoelens. Niet alleen laten gevoelens van personen zich niet vergelijken, ook de wijze waarop personen kunnen verklaren over hun gevoelens kan aanzienlijk verschillen. Door de relazen, zoals toegelicht door verweerder, te vergelijken komt een vreemdeling die een dieper gevoelsleven heeft en/of beter in staat is zijn gevoelens onder woorden te brengen eerder in staat om verklaringen af te leggen die niet als summier en niet als oppervlakkig zullen worden beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit geen recht aan vreemdelingen die gevoelens minder intens ervaren of eenvoudigweg niet zo breedsprakig zijn als het gaat om het moeten verklaren over gevoelens, te meer nu deze relazen betrekking hebben op een seksuele identiteit en de ontwikkeling van die seksuele identiteit waarbij juist te gelden heeft dat niet iedere vreemdeling zich in vergelijkbare mate comfortabel voelt bij het inzichtelijk maken van zijn gevoelens. Het kunnen verklaren over een seksuele identiteit en de gewaarwording hiervan is niet voor iedere vreemdeling vanzelfsprekend. Dit geldt temeer indien de vreemdeling afkomstig is uit een land waar geen uiting kan worden gegeven aan een niet-hetero seksuele geaardheid. Eiser heeft ook verklaard dat hij met niemand over zijn geaardheid en gevoelens kon praten. Weliswaar legt eiser zijn geaardheid ten grondslag aan zijn asielaanvraag en zal hij dus aannemelijk moeten maken dat hij homoseksueel is. Door te verwachten dat eiser diepgaande gedachten en gevoelens heeft en deze ook nog eens tot uitdrukking kan brengen ten overstaan van de hoormedewerker omdat andere vreemdelingen dit kennelijk wel kunnen, maakt verweerder het eiser nagenoeg onmogelijk om in aanmerking te komen voor bescherming. Dit geldt temeer indien verweerder, zoals in de onderhavige procedure, geen enkel gewicht toekent aan de activiteiten van eiser in de LHBTI-gemeenschap in Nederland en de verklaringen van derden. De verklaringen van eiser zullen dus op hun eigen merites moeten worden beoordeeld waarbij verweerder welwillend zal moeten beoordelen of de verklaringen worden ondersteund door de overgelegde producties en hetgeen [naam 1] ter zitting heeft toegelicht over “de werkwijze” van LGBT Asylum Support.
12. Verweerder heeft bij de geloofwaardigheidsbeoordeling betrokken dat eiser geen gebruik zou hebben gemaakt van de mogelijkheid om een verklaring af te leggen bij de politie over de betrapping van [naam 2] met een andere man. De rechtbank acht deze tegenwerping onvoldoende gemotiveerd en voorts onbegrijpelijk. Verweerder verwacht kennelijk dat eiser bij de politie een verklaring had moeten af leggen om te ontkrachten dat hij homoseksueel is. Eiser heeft immers verklaard dat die andere man tegen de politie heeft gezegd dat eiser de echte partner van [naam 2] is. Juist in een land als Oeganda kan bezwaarlijk worden verwacht dat iemand contact opneemt met de autoriteiten om te uit te leggen waarom hij overstuur raakt als een vriend van hem seksuele activiteiten met een andere man verricht. Elke verdenking van de politie dat eiser homoseksueel is kan immers risico’s met zich brengen. Van eiser kan evenmin worden verwacht dat een verklaring bij de politie aflegt om de verklaring van die andere man te weerleggen want dan zou hij zijn eigen geaardheid moeten verhullen. Ook ter zitting heeft verweerder desgevraagd niet nader kunnen uitleggen hoe de omstandigheid dat eiser geen verklaring bij de politie heeft afgelegd tot de conclusie leidt dat niet geloofwaardig is dat hij [naam 2] heeft betrapt met een andere man. Deze tegenwerping kan, zonder nadere motivering, dan ook geen stand houden.
13. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat de opmerkelijkheden uit het visumdossier enkel zijn betrokken bij het element “problemen als gevolg van homoseksualiteit” en niet bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid. Zoals door eiser terecht is opgemerkt, is het rapport dat verweerder hierover heeft opgesteld echter niet aan eiser ter hand gesteld bij het uitbrengen van het voornemen. Ten tijde van de behandeling ter zitting beschikken eiser en de rechtbank niet over dit rapport. Eiser heeft zich dus niet kunnen verweren tegen deze tegenwerpingen omdat niet duidelijk is of de inhoud overeenkomt met de tegenwerpingen die in het besluit zijn opgenomen over -kort gezegd- het verkrijgen en gebruiken van het visum. Tevens is de rechtbank zo niet in staat om te toetsen in hoeverre deze “opmerkelijkheden” aan de besluitvorming ten grondslag kunnen worden gelegd. Verweerder zal in zijn nieuw te nemen besluit dit element opnieuw op geloofwaardigheid moeten beoordelen en opnieuw moeten motiveren of hij dit element geloofwaardig acht.
14. De rechtbank overweegt tot slot dat eiser terecht heeft opgemerkt dat verweerder naar aanleiding van de zienswijze meerdere tegenwerpingen heeft laten vallen. Naar het oordeel van de rechtbank is in het besluit niet inzichtelijk gemaakt waarom dit niet meebrengt dat het relaas alsnog geloofwaardig is geacht. Hiermee doelt de rechtbank op de omstandigheid dat in het besluit niet duidelijk is gemaakt hoe zwaar de tegenwerpingen die zijn laten vallen op de conclusie dat het relaas niet aannemelijk is hebben gedrukt. Verweerder zal de weging van de tegenwerpingen die hij wel handhaaft in zijn nieuw te nemen besluit alsnog kenbaar moeten verrichten en hierbij expliciet tot uitdrukking moeten brengen dat hetgeen verweerder -kennelijk- opmerkelijk vindt over het visumtraject geen invloed heeft op de beoordeling van de gestelde homoseksuele geaardheid.
De rechtbank zal het besluit gelet op de hiervoor geconstateerde motiveringsgebreken vernietigen. De rechtbank acht het thans niet opportuun de overige gronden van beroep te beoordelen.
15. Verweerder dient opnieuw op de aanvraag van eiser te beslissen. Gelet op het aanzienlijke tijdsverloop tussen de datum van de asielaanvraag, 11 juni 2019, en de datum van het bestreden besluit, 30 april 2021, zal de rechtbank hieraan een termijn van zes weken verbinden. De rechtbank heeft dit niet besproken ter zitting maar de rechtbank acht weinig aannemelijk dat verweerder eiser nader zal gaan horen. Verweerder kan dus uitgaan van de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd. Tevens is ter zitting door verweerder toegelicht dat alle na de besluitvorming door eiser overgelegde stukken reeds zijn getoond aan de beslismedewerker die aan de procesvertegenwoordiger heeft medegedeeld dat deze niet afdoen aan de geloofwaardigheidsbeoordeling. Ook is in het verweerschrift reeds ingegaan op alle overgelegde stukken. Verweerder hoeft dus enkel met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser van 11 juni 2019.
16. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op
€ 1.496,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting met een waarde van € 748,00 en een wegingsfactor 1)

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
H.J. Renders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 29 juli 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.