ECLI:NL:RBDHA:2021:12951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
NL21.12952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Eurodac-registratie: beoordeling van identiteit en nationaliteit van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, die stelt de Amerikaanse nationaliteit te bezitten, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet konden worden vastgesteld. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die door Italië was afgewezen, en Nederland is verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van zijn aanvraag omdat de overdracht aan Italië niet tijdig heeft plaatsgevonden. Eiser heeft verklaard dat hij in Nigeria is opgegroeid en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer naar Nigeria, maar de staatssecretaris heeft zijn verklaringen als ongeloofwaardig bestempeld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris inconsistent is geweest in het gebruik van Eurodac-registraties en het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet kan volstaan met het afwijzen van de aanvraag op basis van de geregistreerde Nigeriaanse nationaliteit zonder de verklaringen van eiser voldoende te onderzoeken. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij hij ook een land van bestemming moet benoemen in het terugkeerbesluit. De rechtbank heeft tevens de proceskosten van eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12952

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.P.J. Cain),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

ProcesverloopBij besluit van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarnaast heeft verweerder ambtshalve besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Verweerder heeft ook besloten dat aan eiser geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Eiser wordt een vertrektermijn onthouden en hij dient Nederland onmiddellijk te verlaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL21.12953).
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 11 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] (tolkennummer [nummer] ). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser heeft eerder, op 16 oktober 2020, een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 18 december 2020 niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verweerder is in deze procedure uitgegaan van de in Italië geregistreerde Nigeriaanse nationaliteit van eiser. Het door eiser tegen dit besluit ingestelde beroep heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, in de uitspraak van 8 maart 2021 ongegrond verklaard. Omdat niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten, is Nederland verantwoordelijk (geworden) voor de inhoudelijke behandeling van eisers asielaanvraag.
Het asielrelaas
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt van Amerikaanse nationaliteit te zijn en in Amerika te zijn geboren op [geboortedatum] 1996. Hij is op tweejarige leeftijd met zijn moeder naar Nigeria gegaan. Hij kon in Nigeria niet gaan en staan waar hij wilde of doen wat hij wilde omdat hij op het terrein van een kerk moest verblijven. Hij kon geen baan krijgen en ook geen eigen woonruimte bemachtigen. Hij was ook bang omdat er in de buurt waar hij woonde veel criminaliteit was. Hij liep het risico om gekidnapt te worden vanwege zijn Amerikaanse nationaliteit. Zijn moeder is om die reden gekidnapt en bij eiser is hiertoe een poging gedaan toen hij klein was, maar dat had niets met zijn nationaliteit te maken. Bij terugkeer naar Nigeria is eiser bang om gekidnapt te worden en hij heeft bovendien geen familie in Nigeria. Eiser verricht inspanningen om zijn stelling dat hij de Amerikaanse nationaliteit heeft te onderbouwen.
Het standpunt van verweerder
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • Problemen in Nigeria vanwege zijn Amerikaanse nationaliteit.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet kunnen worden vastgesteld. Omdat asielmotieven enkel betekenis hebben tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling, kan volgens verweerder ook geen geloof worden gehecht aan de verklaringen over de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden tijdens zijn verblijf in Nigeria. Gelet daarop komt eiser volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
Het standpunt van eiser
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij wel geloofwaardig en consistent heeft verklaard over de problemen die hij in Nigeria heeft ondervonden en de vrees die hij daaraan bij terugkeer ontleent. Bij terugkeer loopt hij gevaar op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
De beoordeling door de rechtbank
6. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat verweerder gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de gegevens die een andere lidstaat over een asielzoeker heeft geregistreerd. De Afdeling heeft voorts overwogen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet zo ver strekt dat verweerder op grond daarvan verplicht is van de geregistreerde gegevens uit te gaan in de gevallen, waarin hij nader onderzoek naar die gegevens aangewezen acht (uitspraken van de Afdeling van 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1408 en van 26 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2586).
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser in Italië staat geregistreerd als [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1996 in Nigeria met de Nigeriaanse nationaliteit niet betekent dat verweerder verplicht is van deze gegevens uit te gaan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld wat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst is, omdat hij in Italië, tijdens het Dublingehoor, tijdens het aanmeldgehoor en tijdens het nader gehoor wisselend heeft verklaard over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, hij geen originele, identificerende documenten heeft overgelegd om hierover uitsluitsel te geven en hij evenmin kan overtuigen in zijn verklaringen over zijn verblijf in Nigeria.
8. De rechtbank overweegt dat de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure niet geheel vergelijkbaar zijn met de feiten en omstandigheden die aan de orde waren in de twee bovengenoemde uitspraken van de Afdeling. In de onderhavige procedure heeft immers te gelden dat er reeds een Dublinprocedure heeft plaatsgevonden. In die procedure heeft verweerder de door Italië geregistreerde Nigeriaanse nationaliteit van eiser overgenomen. Aan verweerder kan worden toegegeven dat in een Dublinprocedure het niet noodzakelijk is om de nationaliteit van de vreemdeling vast te stellen indien tot een claimakkoord kan worden gekomen. Verweerder kan echter, naar het oordeel van de rechtbank, in de onderhavige procedure niet aan eiser tegenwerpen wat hij in het Dublingehoor over zijn nationaliteit heeft verklaard. Als de nationaliteit niet relevant is en daarom in de Dublinprocedure hier niet over wordt “doorgevraagd” omdat er -op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel- van wordt uitgegaan dat de verantwoordelijke lidstaat de nationaliteit zorgvuldig heeft geregistreerd, dan is eiser in die procedure ook niet voldoende in staat gesteld om zijn verklaringen nader te onderbouwen. Uit het claimakkoord blijkt overigens dat Italië de asielaanvraag van eiser inhoudelijk heeft behandeld en heeft afgewezen. Dit betekent dat de Italiaanse autoriteiten bij de beoordeling van de asielaanvraag ook hebben moeten onderzoeken wat de nationaliteit van eiser is om zo te kunnen beoordelen of eiser internationale bescherming behoeft. De rechtbank stelt vast dat de Italiaanse autoriteiten hebben geregistreerd dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit heeft en niet dat de nationaliteit “onbekend” is of dat sprake is van een “gestelde nationaliteit”. Verweerder heeft als beleid, dat ook door de Afdeling in de vaste jurisprudentie is geaccordeerd, dat een Eurodac-resultaat door een vreemdeling enkel kan worden weerlegd door het overleggen van authentieke identiteitsdocumenten. Indien de vreemdeling enkel met zijn eigen verklaringen aannemelijk kan maken dat de registratie door een andere lidstaat niet juist is, slaagt de vreemdeling daar nimmer in omdat verweerder dan stelt uit te mogen gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit geldt zelfs onverkort indien er van een vreemdeling meerdere registraties in Eurodac zijn opgenomen, al dan niet door verschillende lidstaten, met verschillende persoonsgegevens. In een dergelijke situatie heeft eenvoudigweg te gelden dat niet alle registraties juist
kúnnenzijn. Toch stelt verweerder dan dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook omvat de registratie van de identiteit, nationaliteit en herkomst in plaats van dat verweerder stelt dat dit “bewijsrecht” is en de vreemdeling met gangbare bewijsmiddelen, waaronder zijn eigen verklaringen, zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk kan maken. Verweerder mag dan, volgens vaste Afdelingsjurisprudentie, op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan van de juistheid van “
de” Eurodac-registratie en als er verschillende registraties zijn hieruit één registratie “kiezen” en zonder enige nadere onderbouwing/motivering die registratie als uitgangspunt nemen bij de beoordeling van de asielaanvraag van de vreemdeling.
Eiser heeft steeds verklaard de Amerikaanse nationaliteit te hebben en in Amerika te zijn geboren, maar vanaf zijn tweede levensjaar in Nigeria te hebben gewoond. Eiser heeft uitgelegd dat hij weinig over zijn verblijfplaats in Nigeria kan vertellen omdat hij zich niet vrij kon bewegen maar samen met zijn moeder op het terrein van de kerk moest blijven en zijn referentiekader dus beperkt is. Eiser heeft in de gronden van beroep ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling enkel en zonder motivering aangevoerd dat hij van mening is dat hij wel geloofwaardig en consistent heeft verklaard. Verweerder heeft echter in zowel het voornemen als het besluit vele tegenstrijdigheden geduid, die eiser niet concreet heeft betwist zodat de geloofwaardigheidsbeoordeling door de gronden van beroep niet wordt aangetast.
De rechtbank overweegt echter dat verweerder consistent dient te zijn in het al dan niet uitgaan van registraties in Eurodac en een zogenaamde Eurodac-treffer niet alleen mag “gebruiken” als dat van pas komt voor het voorgenomen besluit. Dat voldoet immers niet aan de vereisten van zorgvuldige besluitvorming, is in strijd met de rechtszekerheid en leidt bovendien tot willekeur. In het onderhavige geval heeft te gelden dat verweerder in de Dublinprocedure wel uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en daarom van de Eurodac-registratie, en in de asielprocedure zelf de nationaliteit en herkomst van eiser gaat beoordelen om zo in staat te zijn een inhoudelijke beoordeling te kunnen verrichten van de vraag of eiser internationale bescherming behoeft. De rechtbank stelt vast dat verweerder, door -uitsluitend- op grond van eisers verklaringen gemotiveerd uiteen te zetten dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit niet heeft, dus in feite concludeert dat Italië een onjuiste registratie heeft verricht en onjuiste gegevens in Eurodac heeft laten opnemen. In deze procedure is verweerder dus niet alleen niet uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië, maar heeft verweerder ook geoordeeld dat eiser met -uitsluitend- zijn verklaringen, de registratie in Eurodac heeft weerlegd omdat verweerder, anders dan de Italiaanse autoriteiten, de nationaliteit en herkomst stelt niet te kunnen vaststellen. Verweerder is in de Dublinprocedure op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan van de Nigeriaanse nationaliteit en heeft in de onderhavige procedure er voor gekozen om niet de Italiaanse autoriteiten te vragen hoe deze registratie tot stand is gekomen, maar heeft zelf herkomstvragen gesteld en overwogen dat eiser, bij gebreke van identiteitsdocumenten en op grond van zijn verklaringen, zijn nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Nu verweerder tot deze conclusie komt op basis van het stellen van herkomstvragen aan eiser en de beoordeling van zijn verklaringen daarover, overweegt de rechtbank dat verweerder, indien dit besluit zou worden vernietigd, -in beginsel- niet in een volgend besluit alsnog kan uitgaan van de Nigeriaanse nationaliteit.
9. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven dat eiser bij zijn opvolgende aanvraag niet wilde invullen dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft omdat hij dat hij die niet bezit, maar dat hij dit moest invullen om een opvolgende asielaanvraag te kunnen doen. De rechtbank begrijpt deze stelling niet. Eiser had immers op zijn opvolgende aanvraag ook kunnen aangeven dat hij de Amerikaanse nationaliteit bezit. Eiser heeft ook ter zitting aangegeven dat hij in bewijsnood verkeert omdat hij 18 USD moet betalen om een geboorteakte in de VS te kunnen aanvragen en dat hij dat niet kan omdat hij dan een bankrekening of creditcard nodig heeft die hij enkel kan verkrijgen als hij een verblijfsvergunning zou hebben. Ook dit volgt de rechtbank niet. Buitenlandse betalingen kunnen ook worden verricht met behulp van zogenaamde agentschappen waar met contant geld betaald kan worden zeker als dit relatief kleine bedragen betreft. Verweerder heeft overigens ter zitting aangegeven dat een zogenaamd W-document volstaat om een bankrekening te kunnen openen. Bij deze stand van zaken is geen sprake van bewijsnood. Eiser heeft wellicht hulp nodig bij het verrichten van een betaling, maar verweerder is niet gehouden dit soort praktische hulp te bieden. Dat verweerder in staat is om eiser te presenteren bij de Amerikaanse ambassade zoals door eiser aangegeven, betekent niet dat verweerder, nu eiser zelf in staat moet worden geacht om een geboorteakte aan te vragen, gehouden een is presentatie te organiseren in het kader van
de toelatingvan eiser. Verweerder is weliswaar gehouden aan een samenwerkingsplicht, maar in het onderhavige geval valt niet in te zien waarom het uitgangspunt dat eiser aannemelijk moet maken wat zijn nationaliteit is niet van toepassing is. Eiser stelt dat hij niet de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Verweerder heeft dit gemotiveerd gevolgd. Eiser stelt dat hij de Amerikaanse nationaliteit heeft en wil dat onderbouwen met een geboorteakte. Hij heeft reeds een aanvraagformulier in deze procedure getoond waarin hij concreet heeft aangeven wanneer hij in welk ziekenhuis in Brooklyn New York is geboren maar eiser weet alleen niet hoe hij de verschuldigde 18 USD kan betalen om een afschrift van zijn geboorteakte te verkrijgen.
10. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder zich, gelet op zijn inhoudelijke motivering die door eiser niet is betwist in de beroepsgronden, op het standpunt kunnen stellen dat eiser zijn nationaliteit en herkomst en daarmee zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft niet aannemelijk hoeven achten dat eiser de Nigeriaanse en/of de Amerikaanse nationaliteit heeft en heeft evenmin de Nigeriaanse herkomst aannemelijk hoeven achten.
11. De problemen die eiser stelt te hebben ondervonden in Nigeria heeft verweerder niet beoordeeld en op zwaarwegendheid getoetst, omdat asielmotieven volgens verweerder slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling en de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser nou juist niet kunnen worden vastgesteld. Verweerder heeft vervolgens geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000.
12. Verweerder heeft nadat hij heeft vastgesteld dat aan eiser geen verblijf wordt toegestaan bepaald dat het bestreden besluit ook geldt als terugkeerbesluit en van rechtswege tot gevolg heeft dat eiser Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland moet verlaten. Verweerder heeft tot slot bepaald dat wanneer eiser hieraan niet voldoet, hij kan worden verwijderd.
13. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
14. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1155) het volgende overwogen over het terugkeerbesluit, de Terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 mei 2020, FMS e.a., ECLI:EU:C:2020:367:
“7. In artikel 3, aanhef en vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn wordt een terugkeerbesluit gedefinieerd als de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld.
Uit punt 115 van het arrest FMS e.a. en de weergave daarvan door het Hof in zijn arrest van 24 februari 2021, M e.a., ECLI:EU:C:2021:127, punt 39, volgt verder dat in elk terugkeerbesluit moet worden vermeld naar welk van de in artikel 3, aanhef en derde lid, van de Terugkeerrichtlijn bedoelde derde landen de onderdaan van een derde land tot wie dat besluit is gericht, moet worden verwijderd. Het Hof laat in punt 39 van het arrest M e.a. geen ruimte voor uitzonderingen op deze regel.
(…)
7.1.
De uitleg van het Hof in de arresten FMS e.a. en M e.a. sluit echter niet uit dat in een terugkeerbesluit meer landen van terugkeer worden genoemd als er voor de betrokken vreemdeling meer mogelijke landen in beeld zijn. Die situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een vreemdeling banden heeft met verschillende derde landen, aliassen heeft gebruikt of er concrete aanwijzingen zijn dat hij uit een ander land komt dan hij stelt.
Ook biedt de uitleg van het Hof ruimte om bij meeromvattende beschikkingen die ook een terugkeerbesluit omvatten, het land van terugkeer uit de motivering van de beschikking af te leiden.
(…)
8. In artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn is bepaald dat de staatssecretaris bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn - en dus ook bij het opleggen van een terugkeerbesluit - rekening moet houden met het belang van het kind, het familie- en gezinsleven en de gezondheidstoestand van de betrokken vreemdeling en dat hij het beginsel van non-refoulement moet eerbiedigen. Om dat naar behoren te kunnen doen, moet hij de vreemdeling daarover horen voordat hij een terugkeerbesluit oplegt. Die hoorplicht strekt alleen niet zo ver dat hij een vreemdeling ook nog apart over het terugkeerbesluit moet horen als die vreemdeling al eerder de gelegenheid heeft gekregen om naar behoren en daadwerkelijk zijn standpunt kenbaar te maken over de onrechtmatigheid van zijn verblijf en over de redenen die overeenkomstig nationaal recht kunnen rechtvaardigen dat de staatssecretaris afziet van het nemen van een terugkeerbesluit. De Afdeling verwijst naar het arrest van het Hof van 14 januari 2021, TQ, ECLI:EU:C:2021:9, punten 50 tot en met 59, het arrest M e.a., punten 38 tot en met 40, het arrest van 11 december 2014, Boudjlida, ECLI:EU:C:2014:2431, punten 47 tot en met 51, en het arrest van 5 november 2014, Mukarubega, ECLI:EU:C:2014:2336, punten 60 tot en met 62 en 82.
8.1.
De arresten FMS e.a., M e.a. en TQ wijzen erop dat het vermelden van het land van terugkeer in een terugkeerbesluit bijdraagt aan de bescherming van de in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn genoemde belangen. Het moet voor een vreemdeling kenbaar zijn naar welk derde land hij zal worden verwijderd als het op gedwongen terugkeer aankomt. Dan kan hij namelijk eventuele belangen die aan terugkeer naar dat land in de weg staan, zo goed mogelijk naar voren brengen, zal hij beter in staat zijn doeltreffende rechtsmiddelen tegen het terugkeerbesluit aan te wenden (arrest Boudjlida, punten 58 en 59) en zal hij eventueel een passende verblijfsvergunning kunnen aanvragen. Als de staatssecretaris in zijn besluit geen land van terugkeer noemt of een ander land noemt dan het land waarnaar de vreemdeling in de praktijk moet terugkeren, kan dat de belangen van een vreemdeling dus schaden.”
15. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit, dat ook geldt als terugkeerbesluit, de verplichting is opgenomen voor eiser om Nederland en het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland te verlaten. Hoewel eiser aan zijn vertrekplicht kan voldoen door naar elk derde land van zijn keuze te vertrekken als hij de Unie en EER verlaat en niet naar Zwitserland gaat, is verweerder gehouden een land van bestemming in het terugkeerbesluit op te nemen. Indien eiser niet zelfstandig aan zijn vertrekplicht voldoet is verweerder immers op grond van de Terugkeerrichtlijn gehouden om eiser te verwijderen behoudens in de in de Terugkeerrichtlijn genoemde situaties. Het Hof van Justitie heeft dit in punten 41, 79 en 80 van het arrest TQ van 14 januari 2021 (TQ tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, C-441/19, ECLI:EU:C:2021:9, hierna “TQ”) uitdrukkelijk benoemd. In de onderhavige procedure is door verweerder niet overwogen dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor hij niet gehouden is om tot verwijdering over te gaan. Het land waarnaar verweerder eiser zal verwijderen als eiser niet zelfstandig vertrekt kan evenmin uit de motivering van het bestreden besluit worden afgeleid. Verweerder heeft zich immers gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hij niet uitgaat van de in Eurodac opgenomen Nigeriaanse nationaliteit en verweerder heeft tevens overwogen dat hij eisers gestelde Amerikaanse nationaliteit niet aannemelijk acht. Omdat verweerder niet kan vaststellen welke nationaliteit eiser heeft en ook niet aannemelijk acht dat Nigeria als herkomst van eiser kan worden aangemerkt, is door verweerder ook niet beoordeeld of eiser bij uitzetting een risico zal lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest, waardoor reeds hierom niet is voldaan aan artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn. Verweerder dient gelet op de uitleg die het Hof in FMS over de terugkeerrichtlijn heeft gegeven een land van bestemming te noemen in het terugkeerbesluit, waarbij de Afdeling heeft overwogen dat bij gebreke hieraan volstaat als het land van bestemming ondubbelzinnig uit de meeromvattende beschikking kan worden afgeleid, zodat de vreemdeling desgewenst belangen kan aandragen die aan vertrek naar dat land in de weg staan en hij beter in staat zal zijn doeltreffende rechtsmiddelen aan te wenden tegen het terugkeerbesluit. In het bestreden besluit is geen land van bestemming benoemd en is overwogen dat de nationaliteit en herkomst van eiser niet zijn vast te stellen.
16. De rechtbank overweegt dat daarmee, gelet op de motivering van het bestreden besluit, niet is voldaan aan de vereisten die aan een Terugkeerbesluit worden gesteld. Dat in een situatie als in de onderhavige procedure voor verweerder niet duidelijk is hoe hij thans wel een terugkeerbesluit kan nemen laat onverlet dat dit terugkeerbesluit in strijd met de Terugkeerrichtlijn, zoals geduid door het Hof en de Afdeling, is en dient te worden vernietigd. De stelling van verweerder ter zitting dat zal worden afgezien van verwijdering maakt het terugkeerbesluit niet alsnog rechtmatig. In het besluit is weliswaar overwogen dat eiser
kanworden verwijderd als hij niet vertrekt, echter op geen enkele wijze is gemotiveerd op grond waarvan verweerder meent dat hij niet is gehouden aan de Unierechtelijke verplichting om illegaal op het grondgebied van de Unie verblijvende derdelanders te verwijderen. Ook ter zitting is deze toelichting niet gegeven. De stelling van verweerder ter zitting dat hij overweegt ter zitting om het terugkeerbesluit alsnog in te trekken kan, zoals besproken ter zitting, nergens toe leiden. Verweerder is immers gehouden een meeromvattende beschikking te nemen op een asielaanvraag. Indien verweerder beslist dat een asielaanvraag niet wordt ingewilligd en geen verblijf wordt toestaan, stelt hij daarmee vast dat voortgezet verblijf onrechtmatig is. Dan moet verweerder een terugkeerbesluit nemen en heeft eiser daarmee een vertrekplicht en verweerder een verwijderplicht als eiser niet zelfstandig vertrekt. Indien verweerder niet vaststelt dat sprake is van onrechtmatig verblijf lijkt verweerder daarmee te impliceren dat sprake is van rechtmatig verblijf na afronding van de beslissing op de aanvraag. Verblijf kan immers slechts rechtmatig óf niet rechtmatig zijn. Verweerder zal een kenbare en gemotiveerde beslissing moeten nemen of hij het verblijf van eiser rechtmatig of niet rechtmatig acht. Indien hij het voortgezet verblijf niet rechtmatig acht moet hij een terugkeerbesluit nemen en is hij gehouden om tot verwijdering over te gaan. Het Hof heeft in TQ immers ook -kort gezegd- overwogen dat “gedogen” van niet rechtmatig verblijf in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. Het arrest TQ had betrekking op een alleenstaande minderjarige vreemdeling. De rechtbank acht de uitleg in het arrest TQ in punt 79 en 80 ook van toepassing op de onderhavige procedure.
17. Verweerder zal in zijn nieuw te nemen besluit moeten aangeven welk land hij als land van bestemming duidt. Als hij dit niet kan omdat hij de nationaliteit en herkomst van eiser niet kan vaststellen zal hij moeten overwegen, als hij wil vaststellen dat sprake is van onrechtmatig verblijf doordat eiser niet in aanmerking komt voor verblijf, waarom hij bevoegd is om af te zien van verwijdering als eiser niet vertrekt. Indien verweerder wel een land van bestemming wil benoemen in zijn nieuw te nemen terugkeerbesluit zal hij eiser dienen te horen over alle in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn genoemde belangen.
De rechtbank overweegt hierbij dat het verweerder, hoewel daartoe niet verplicht, vanzelfsprekend vrij staat om alsnog contact op te nemen met de Amerikaanse autoriteiten om, gelet op de concrete en gedetailleerde verklaringen van eiser over het ziekenhuis waar hij is geboren, de persoonsgegevens van zijn vader die volgens eiser de Amerikaanse nationaliteit heeft en bekend is bij de Amerikaanse justitie omdat hij ter dood is veroordeeld en gebracht en de naam en verblijfplaats van zijn tante in de VS, zich te vergewissen of eiser mogelijk kan worden gepresenteerd om na te gaan of eiser, zoals hij stelt, door geboorte in de VS en/of door de Amerikaanse nationaliteit van zijn vader de Amerikaanse nationaliteit bezit.
De conclusie
18. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig mogen achten en heeft, omdat hij de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet heeft kunnen vaststellen, geen 3 EVRM-beoordeling hoeven maken. Verweerder dient evenwel een meeromvattende beschikking te nemen en als hij geen verblijf toestaat te beslissen dat voortgezet verblijf onrechtmatig is. Indien hij een dergelijk besluit neemt dient hij in dit terugkeerbesluit een land van bestemming te noemen, zodat eiser zijn belangen kenbaar kan maken en desgewenst kan verweren tegen dit derde land als land van bestemming. Verweerder heeft niet gemotiveerd en ook ter zitting niet duidelijk weten te maken waarom hij niet gehouden is eiser te verwijderen als eiser niet zelfstandig voldoet aan zijn vertrekplicht.
19. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72 van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten en ziet evenmin een mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal dan ook een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
20. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 748,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W.M. Bankers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 25 november 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.