ECLI:NL:RBDHA:2021:12759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen stopzetting Toelage Officier Medisch Specialist (TOMS) en afbouwregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een senior militair bedrijfsarts en de minister van Defensie over de stopzetting van de Toelage Officier Medisch Specialist (TOMS). De eiser, die sinds 2007 de TOMS ontving, kreeg op 21 september 2020 te horen dat deze toelage per augustus 2020 niet langer zou worden uitbetaald. De minister verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 13 oktober 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte had gesteld dat eiser geen aanspraak had op de TOMS, omdat hij volgens de geldende regels niet als officier-medisch specialist kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de TOMS in 2007 onterecht aan eiser was toegekend, maar dat de minister geen redelijke afbouwregeling had aangeboden. De rechtbank oordeelde dat de lange periode waarin de TOMS aan eiser was uitbetaald, en de financiële gevolgen van de stopzetting, een zorgvuldige afbouwregeling vereisten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde zelf een afbouwregeling vast, waarbij eiser gedurende een bepaalde periode een percentage van de TOMS zou blijven ontvangen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.496,- en het griffierecht van €178,- diende te worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de zorgvuldigheid die bestuursorganen in acht moeten nemen bij het herstellen van fouten in eerdere besluiten, vooral wanneer deze besluiten lange tijd rechtskracht hebben gehad.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Kiesouw),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.I. Biharie-Pronk).

Procesverloop

Met de salarisstrook van 21 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder kenbaar gemaakt dat eiser vanaf augustus 2020 geen Toelage Officier Medisch Specialist (TOMS) meer ontvangt.
Bij besluit van 27 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021 middels een videoverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is als senior militair bedrijfsarts werkzaam bij de Koninklijke Luchtmacht. Hij staat sinds 28 februari 2007 ingeschreven in een specialistenregister bij de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie (SGRC) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) met de specialisatie ‘arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde’. Eiser heeft sinds 4 juni 2007 de TOMS ontvangen.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de uitbetaling van de TOMS aan eiser beëindigd, omdat eiser hier nooit aanspraak op heeft gehad en de TOMS dus onrechtmatig heeft ontvangen. De toekenning van de TOMS per 4 juni 2007 was destijds niet juist, omdat eiser met de specialisatie ‘arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde’ op grond van het Kaderbesluit Centraal College Medisch Specialisten (het Kaderbesluit CCMS) niet aangemerkt kon worden als officier-medisch specialist als bedoeld in de Inkomstenregeling militairen (IRM). Ook na de wijzigingen van de IRM in 2010 en 2016 en de samenvoeging van de SGRC met twee andere medische registratiecommissies tot de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) in 2013 kon eiser niet als officier-medisch specialist worden aangemerkt. Tot slot maakt eiser ook op basis van de huidige IRM geen aanspraak op de TOMS.
Verweerder heeft eiser een afbouwregeling aangeboden, waarbij eiser:
  • 75% van de TOMS ontvangt van augustus 2020 tot en met januari 2021;
  • 50% van de TOMS ontvangt van februari 2021 tot en met juli 2021;
  • 25% van de TOMS ontvangt van augustus 2021 tot en met januari 2022.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser vindt dat de TOMS in 2007 terecht aan hem is toegekend. De IRM, zoals deze in 2007 luidde, bood geen aanknopingspunten dat voor de invulling van het begrip ‘officier-medisch specialist’ aansluiting diende te worden gezocht bij het Kaderbesluit CCMS. Verweerder heeft pas bij het bestreden besluit voor het eerst naar het Kaderbesluit CCMS verwezen. Het feit dat de IRM in 2010 is gewijzigd, waarbij een definitiebepaling van het begrip ‘officier-medisch specialist’ is toegevoegd die verwijst naar de registratie in de registers van de verschillende medische registratiecommissies, bevestigt dat in 2007 voor de invulling van dit begrip niet kon worden verwezen naar het Kaderbesluit CCMS. Aangezien deze wijziging is doorgevoerd nadat de TOMS aan eiser was toegekend, kan deze wijziging ook niet aan eiser worden tegengeworpen.
Nu verweerder pas bij het bestreden besluit voor het eerst naar het Kaderbesluit CCMS heeft verwezen, is hij er bij het bestreden besluit ten onrechte van uitgegaan dat eiser door de nadere motivering van het primaire besluit niet is benadeeld.
Eiser stelt dat de ontvangst van de TOMS door verweerder ten onrechte als onrechtmatig is aangeduid, omdat eiser niet onrechtmatig heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.
Verweerder heeft de nadelige gevolgen die eiser ondervindt van het bestreden besluit onvoldoende meegewogen.
4. In het verweerschrift heeft verweerder gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat zijn de regels?
5. De relevante regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder op basis van de huidige regeling geen aanspraak heeft op de de TOMS. Eiser staat met de specialisatie ‘arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde’ ingeschreven in het specialistenregister van de SGRC en is in dit vakgebied werkzaam. Deze specialisatie is echter niet opgenomen in tabel 26 die hoort bij de IRM. Daarom kan eiser niet aangemerkt worden als officier-medisch specialist als bedoeld in artikel 7, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder h, van de IRM, zoals dat artikel luidt vanaf 1 januari 2016. Dit betekent dat eiser geen wettelijke aanspraak op uitbetaling van de TOMS heeft.
7. De rechtbank kan verweerder verder volgen in diens standpunt dat eiser reeds sinds 2007 geen aanspraak had op de TOMS. Het huidige artikel 1, aanhef en onder h, en de bijbehorende tabel 26 van de IRM zijn ingevoerd bij de wijziging per 1 januari 2016. De vakgebieden die in tabel 26 zijn opgenomen en waarvoor de kwalificatie ‘officier-medisch specialist’ geldt, zijn dezelfde vakgebieden als die in het Kaderbesluit CCMS waren opgenomen. In een brief van 1 maart 2016 aan de werkgroep Algemene en Financiële Rechtstoestand heeft verweerder toegelicht dat deze wijziging per 1 januari 2016 een technische wijziging betreft. Door niet langer te verwijzen naar de naam van het register, maar de vakgebieden met naam te noemen hoeft bij een naamswijziging van een register de IRM niet te worden aangepast. Uit deze brief blijkt tevens dat de groep medisch specialisten die aanspraak kunnen maken op de TOMS niet is gewijzigd door deze technische wijziging. Er is derhalve geen wijziging beoogd ten opzichte van de groep medisch specialisten die sinds de wijziging van de IRM op 28 april 2010, toen het begrip ‘officier-medisch specialist’ is gedefinieerd, aanspraak hadden op de TOMS. Zoals uit de rechtspraak van de hoogste ambtenarenrechter blijkt, was ook ten tijde van het IRM, zoals dat luidde vanaf 28 april 2010, het kaderbesluit CCMS leidend voor het antwoord op de vraag welke deelgebieden van de geneeskunde als medisch specialisme kunnen worden aangemerkt. [1]
De rechtbank ziet in de wetsgeschiedenis verder geen aanleiding om aan te nemen dat het Kaderbesluit CCMS, dat immers dateert van 9 februari 2004, vóór 28 april 2010 niet ook als maatstaf zou mogen gelden. Nu de specialisatie van eiser in 2007 niet als medisch specialisme was aangewezen in het kaderbesluit CCMS, heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat eiser destijds strikt genomen geen aanspraak had op de TOMS en deze ten onrechte aan eiser is toegekend. Hetgeen eiser heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
8. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste ambtenarenrechter komt aan een bestuursorgaan de bevoegdheid toe een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel, in het bijzonder dat van de rechtszekerheid. Afhankelijk van de omstandigheden dient ter vermijding van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel in de herstelbeslissing in de meeste gevallen een korte of langere afbouw- of gewenningsperiode te worden geregeld. Herstel met een korte afbouwperiode wordt in het algemeen aanvaardbaar geacht wanneer snel na de foutieve beslissing wordt overgegaan tot correctie van de fout. Wanneer de te herstellen beslissing zeer lange tijd rechtskracht heeft gehad en er ook andere omstandigheden aan de orde zijn waardoor de herstelbeslissing een ingrijpend karakter heeft, brengt het rechtszekerheidsbeginsel met zich dat een verdergaande voorziening wordt getroffen. [2]
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen redelijke afbouwregeling heeft aangeboden. De rechtbank neemt hiertoe in overweging dat de TOMS vanaf juni 2007 onafgebroken aan eiser is toegekend en de te herstellen beslissing dus zeer lange tijd rechtskracht heeft gehad. De TOMS bedroeg laatstelijk €2.361,05 per maand en heeft derhalve al die tijd een substantieel deel van het inkomen van eiser uitgemaakt. Het doel van de TOMS is ook om compensatie te bieden voor de verplichting die geldt voor een medisch specialist om niet elders werkzaamheden tegen vergoeding te verrichten. Eiser heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij, als hij niet voor de TOMS in aanmerking was gekomen, in een eerder stadium van zijn loopbaan zou hebben overwogen een burgerbaan met een hoger salaris te zoeken. Inmiddels is eiser 3 jaar verwijderd van zijn functioneel leeftijdsontslag, waardoor het vinden van een dergelijke burgerbaan redelijkerwijs geen reële optie meer voor hem is. Daarnaast is begrijpelijk dat eiser zijn uitgavenpatroon mede heeft ingesteld op de TOMS als substantieel inkomensbestanddeel en is voldoende gebleken dat het gemis van de TOMS behoorlijke financiële consequenties voor eiser zal hebben, die doorwerken na het door hem beoogde functioneel leeftijdsontslag vanaf april 2025. Daar komt bij dat niet is gesteld of gebleken dat eiser redelijkerwijs heeft kunnen weten dat hij geen aanspraak zou hebben op de TOMS.
10. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd voor wat betreft de daarin geboden afbouwregeling. De rechtbank ziet, mede met het oog op finale geschillenbeslechting, aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door de volgende afbouwregeling vast te stellen. Eiser ontvangt:
  • 100% van de TOMS van augustus 2020 tot en met juli 2021;
  • 75% van de TOMS van augustus 2021 tot en met maart 2023;
  • 50% van de TOMS van april 2023 tot en met maart 2024;
  • 25% van de TOMS van april 2024 tot en met maart 2025.
11. Aangezien het beroep gegrond is, zal verweerder worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten stelt de rechtbank vast op €1.496,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van €748,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van €178,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit met betrekking tot de aan eiser aangeboden overgangsregeling;
  • bepaalt dat verweerder een overgangsregeling treft zoals weergeven in rechtsoverweging 10 van deze uitspraak;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats van het vernietigde besluit komt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.496,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: relevante regels

Inkomstenregeling militairen (zoals die in 2007 luidde)
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
(..)
Artikel 7. Toelagen officieren-medisch specialist
1. De officier-medisch specialist die de verplichting op zich heeft genomen om in zijn hoedanigheid van medisch specialist geen werkzaamheden tegen enigerlei vergoeding of beloning te (doen) verrichten gedurende de voor hem geldende werktijden dan die welke voortvloeien uit zijn militaire betrekking of waartoe de Minister opdracht of machtiging heeft verleend, heeft aanspraak op een toelage. Met betrekking tot vorenbedoelde verplichting worden nadere regels vastgesteld.
(..)
Besluit van 9 februari 2004 houdende de algemene eisen voor de opleiding, registratie en herregistratie van medisch specialisten en voor de erkenning van opleiders, plaatsvervangend opleiders, stageopleiders en opleidingsinrichtingen van het Centraal College Medische Specialismen (‘Kaderbesluit CCMS’)
Artikel A.1. Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
(..)
t. medisch specialisme: een deelgebied van de geneeskunde dat door het CCMS als zodanig is aangewezen.
(..)
Artikel A.5. Medische specialismen
De volgende deelgebieden der geneeskunde worden in dit besluit als medisch specialisme aangewezen en daaraan zijn de genoemde titels verbonden:
a. anesthesiologie: anesthesioloog;
b. cardiologie: cardioloog;
c. cardio-thoracale chirurgie: cardiothoracaal chirurg;
d. dermatologie en venerologie: dermatoloog;
e. heelkunde: chirurg;
f. interne geneeskunde: internist;
g. keel- neus- oorheelkunde: keelneus- oorarts;
h. kindergeneeskunde: kinderarts;
i. klinische genetica: klinisch geneticus;
j. klinische geriatrie: klinisch geriater;
k. longziekten en tuberculose: longarts;
l. maag-darm-leverziekten: arts voor maag-darm-leverziekten;
m. medische microbiologie: artsmicrobioloog;
n. neurochirurgie: neurochirurg;
o. neurologie: neuroloog;
p. nucleaire geneeskunde : nucleair geneeskundige;
q. oogheelkunde: oogarts;
r. orthopedie: orthopedisch chirurg;
s. pathologie: patholoog;
t. plastische chirurgie: plastisch chirurg;
u. psychiatrie: psychiater;
v. radiologie: radioloog;
w. radiotherapie: radiotherapeut;
x. reumatologie: reumatoloog;
y. revalidatiegeneeskunde: revalidatiearts;
z. urologie: uroloog.
aa. verloskunde en gynaecologie: gynaecoloog.
Ministeriële regeling van 28 april 2010 van de staatssecretaris van Defensie, nr. BS/2010013771
Artikel I
Aan artikel 1 van de Inkomstenregeling militairen wordt een lid toegevoegd, luidende:
i. officier medisch specialist: de officier die is ingeschreven als medisch specialist in het register van de Medische Specialisten Registratie Commissie (MSRC) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG), als specialist ziekenhuisfarmacie in het register van de Specialisten Registratie Commissie (SRC) van de Koninklijke Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (NMP) of als kaakchirurg in het register van de Specialisten Registratie Commissie (SRC) van de Nederlandse Maatschappij tot de bevordering der Tandheelkunde (NMT) en die als zodanig werkzaam is.
Ministeriële regeling van de minister van Defensie, nr. BS2016003523
Artikel I
De Inkomstenregeling militairen wordt als volgt gewijzigd:
A:
Artikel 1, onderdeel h, komt te luiden:
h.
officier medisch specialist:de officier die als klinisch medisch specialist werkzaam is in een van de in tabel 26 genoemde vakgebieden en als medisch specialist is ingeschreven in het bij het betreffende vakgebied behorende register van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), van de Koninklijke Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) of van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot de bevordering der Tandheelkunde (KNMT).
B:
Na Tabel 25 wordt een nieuw Tabel 26 ingevoegd die luidt:
Tabel 26 Vakgebieden waarbinnen een officier medisch specialist werkzaam kan zijn
Vakgebieden waarbinnen een klinisch medisch specialist werkzaam kan zijn (ad artikel 1, onderdeel h, IRM)
  • anesthesiologie
  • cardiologie
  • chirurgie
  • dermatologie en venerologie
  • interne geneeskunde
  • kaakchirurgie
  • keel- neus- oorheelkunde
  • longziekten en tuberculose
  • neurologie
  • oogheelkunde
  • orthopedie
  • psychiatrie
  • radiologie
  • revalidatiegeneeskunde
  • urologie
  • ziekenhuisfarmacie
Inkomstenregeling militairen (zoals die luidde ten tijde van het bestreden besluit)
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
(..)
h.
officier medisch specialist:de officier die als klinisch medisch specialist werkzaam is in een van de in tabel 26 genoemde vakgebieden en als medisch specialist is ingeschreven in het bij het betreffende vakgebied behorende register van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), van de Koninklijke Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) of van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot de bevordering der Tandheelkunde (KNMT).
Artikel 7. Toelagen officieren-medisch specialist
1. De officier-medisch specialist die de verplichting op zich heeft genomen om in zijn hoedanigheid van medisch specialist geen werkzaamheden tegen enigerlei vergoeding of beloning te (doen) verrichten gedurende de voor hem geldende werktijden dan die welke voortvloeien uit zijn militaire betrekking of waartoe de Minister opdracht of machtiging heeft verleend, heeft aanspraak op een toelage. Met betrekking tot vorenbedoelde verplichting worden nadere regels vastgesteld.
(..)
Tabel 26. Vakgebieden waarbinnen een klinisch medisch specialist werkzaam is (ad artikel 1, onderdeel h, IRM)
  • anesthesiologie
  • cardiologie
  • chirurgie
  • dermatologie en venerologie
  • interne geneeskunde
  • kaakchirurgie
  • keel- neus- oorheelkunde
  • longziekten en tuberculose
  • neurologie
  • oogheelkunde
  • orthopedie
  • psychiatrie
  • radiologie
  • revalidatiegeneeskunde
  • urologie
  • ziekenhuisfarmacie

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2278).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 5 juni 2003 (ECLI:NL:CRVB:2003:AN8625) en 13 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY6095).