1.2.Bij besluiten van 13 oktober 2014 heeft de minister deze verzoeken afgewezen. Appellanten hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Bij besluiten van 4 juni 2015 en
9 juni 2015 (bestreden besluiten) heeft de minister het bezwaar van appellant 2 respectievelijk appellant 1 ongegrond verklaard. Aan de bestreden besluiten heeft de minister ten grondslag gelegd dat appellanten niet kunnen worden aangemerkt als officier medisch specialist in de zin van artikel 1, aanhef en onder h, van de IRM omdat zij niet als medisch specialist zijn ingeschreven in de registers waarover tot 1 januari 2013 de Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) van de KNMG en vanaf die datum de RGS het beheer voert. De minister wijst er in dit verband op dat de regels die zien op de registratie van medisch specialisten zijn opgesteld door het Centraal College Medisch Specialisten (CCMS) van de KNMG en formeel zijn vastgelegd in het Kaderbesluit CCMS en dat de sportgeneeskunde niet is opgenomen onder de in artikel A.5 van dat besluit opgenomen deelgebieden van de geneeskunde die zijn aangewezen als medisch specialisme. Bij het door het CGS opgestelde Besluit sportgeneeskunde, waarmee de minister van VWS heeft ingestemd, is de sportgeneeskunde met ingang van 1 juli 2014 weliswaar een geneeskundig specialisme geworden, zoals bedoeld in artikel 14 van de Wet BIG, maar de sportgeneeskunde is niet aangewezen als medisch specialisme.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank zijn appellanten niet te beschouwen als officier medisch specialist in de zin van artikel 1, aanhef en onder h, van de IRM. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de sportgeneeskunde ten tijde van de bestreden besluiten niet was opgenomen onder de in artikel A.5 van het Kaderbesluit CCMS opgenomen deelgebieden die zijn aangewezen als medisch specialisme. Dat is pas gebeurd met ingang van 1 januari 2016. De rechtbank heeft voorts overwogen dat een redelijke uitleg van het begrip officier medisch specialist als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder h, van de IRM meebrengt dat een sportarts, in weerwil van de tot 1 januari 2016 geldende letterlijke tekst van artikel A.5 van het kaderbesluit CCMS, in redelijkheid met een medisch specialist moet worden gelijkgesteld indien het CGS en de minister van VWS voorafgaand aan de wijziging van artikel A.5 van het Kaderbesluit CCMS ondubbelzinnig van mening waren dat de sportgeneeskunde gelijkgesteld diende te worden met een medisch specialisme. De rechtbank was van oordeel dat daarvoor onvoldoende aanwijzingen waren.
3. Appellanten hebben zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraken gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.In artikel 7, eerste lid, van de IRM is bepaald dat de officier-medisch specialist die de verplichting op zich heeft genomen om in zijn hoedanigheid van medisch specialist geen werkzaamheden tegen enigerlei vergoeding of beloning te (doen) verrichten gedurende de voor hem geldende werktijden dan die welke voortvloeien uit zijn militaire betrekking of waartoe de minister opdracht of machtiging heeft verleend, aanspraak heeft op een toelage. In artikel 1, aanhef en onder h, van de IRM, zoals dat luidde ten tijde hier van belang, is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling wordt verstaan onder officier medisch specialist: de officier die is ingeschreven als medisch specialist in het register van de MSRC van de KNMG en die als zodanig werkzaam is.
4.1.2.Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Wet BIG kan de minister van VWS, indien een organisatie van beoefenaren van een beroep als bedoeld in artikel 3, voor de inschrijving van beroepsbeoefenaren die een bijzondere deskundigheid hebben verworven met betrekking tot de uitoefening van een deelgebied van hun beroep, een specialistenregister heeft en daaraan een titel is verbonden, bepalen dat die titel als wettelijk erkende specialistentitel wordt aangemerkt. Een aanvraag daartoe wordt gedaan door het bestuur van de organisatie; het bestuur kan de bevoegdheid daartoe overdragen aan het orgaan bedoeld in het tweede lid, onder d. Ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Wet BIG neemt de minister van VWS een dergelijk besluit uitsluitend indien dat wenselijk is ter bevordering van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg en indien aan de onder a tot en met e genoemde voorwaarden is voldaan. De voorwaarde genoemd in het tweede lid, onder d, houdt, voor zover van belang, in dat de organisatie een orgaan kent dat belast is met het besluit tot instelling van een specialistenregister en regels stelt met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de inschrijving als specialist. De voorwaarde genoemd in het tweede lid,
onder e, houdt, voor zover van belang, in dat de organisatie tevens een orgaan kent dat is belast met de inschrijving van specialisten.
4.1.3.In artikel 2 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst (Regeling) is bepaald dat de KNMG het CGS en de RGS als organen kent. In 2010 is het CGS in de plaats gekomen van drie tot dan toe bestaande colleges, waaronder het CCMS. Voorts zijn met ingang van 1 januari 2013 de drie tot dan bestaande registratiecommissies, waaronder de MSRC, opgegaan in de RGS. In artikel 1 van de Regeling is bepaald dat het CGS het orgaan is, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d, van de wet BIG en het RGS het orgaan, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder e, van de Wet BIG. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Regeling heeft het CGS onder meer tot taak de criteria vast te stellen op grond waarvan deelgebieden van de geneeskunde als specialisme kunnen worden aangewezen, deelgebieden van de geneeskunde als specialisme aan te wijzen, te besluiten om het daarbij behorende register in te stellen, de titel vast te stellen die een in dat register ingeschreven specialist mag voeren en aanvragen te doen aan de minister van VWS om een door het CGS vastgestelde specialistentitel aan te merken als wettelijk erkende specialistentitel als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet BIG.
4.1.4.In artikel A.1 van het Kaderbesluit CCMS is bepaald dat in dit besluit onder medisch specialisme wordt verstaan: een deelgebied van de geneeskunde dat door het CCMS als zodanig is aangewezen. In artikel A.5 van het Kaderbesluit CCMS zijn de deelgebieden van de geneeskunde opgesomd die in dit besluit als medisch specialisme zijn aangewezen met vermelding van de titels die daaraan zijn verbonden.
4.1.5.In artikel A.2 van het Besluit Sportgeneeskunde van het CGS is bepaald dat de sportgeneeskunde in dit besluit als specialisme wordt aangewezen en dat hieraan de titel van sportarts wordt verbonden en er een register van sportartsen wordt ingesteld. De minister heeft op 8 april 2014 besloten de titel sportarts aan te merken als wettelijk erkende specialistentitel en in te stemmen met het Besluit Sportgeneeskunde. Het Besluit Sportgeneeskunde is op 1 juli 2014 in werking getreden.