Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Raadkamernummer [-]
1.Het verzoek tot uitlevering en de overgelegde stukken
- een authentiek afschrift van een, voor tenuitvoerlegging vatbaar, tegen de opgeëiste persoon door de daartoe bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat gegeven bevel tot aanhouding van de opgeëiste persoon, betrekking hebbende op de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;
- een uiteenzetting van de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;
- de tekst van de toepasselijke rechtsvoorschriften;
- stukken met betrekking tot de identiteit van de opgeëiste persoon en zijn nationaliteit;
- informatie betreffende het verloop van de verjaringstermijn;
- eventuele garanties die door de verzoekende staat worden verstrekt;
- een brief van de Rwandese Prosecutor General gedateerd 12 juli 2021, waarin is opgenomen dat het uitleveringsverzoek van 2009 nog steeds geldig is en er geen veranderingen zijn in het eerder ingediende verzoek.
- een uittreksel van de Justitiële Documentatie van 27 juli 2021, betreffende de opgeëiste persoon;
- stukken met betrekking tot de voorlopige aanhouding en de uitleveringsdetentie van de opgeëiste persoon;
- een proces-verbaal van verhoor ex artikel 14 lid 3 Uitleveringswet, d.d. 29 juli 2021, inhoudende dat de opgeëiste persoon niet akkoord gaat met verkorte uitlevering;
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie te Rotterdam van
- de schriftelijke samenvatting van de officier van justitie te Den Haag, overgelegd ter zitting op 29 oktober 2021, houdende diens opvatting omtrent de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek;
- de pleitnotities van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, overgelegd ter zitting op 29 oktober 2021.
2.De inhoud van het verzoek
charges’ en in het bevel tot aanhouding als ‘
counts’:
[burgermilitie 3]’ gefinancierd en mede opgericht hebben, een rol gespeeld hebben bij de moord op verschillende families, toegezien hebben op verschillende moorden bij wegblokkades waar [slachtoffer 3] zijn vermoord, milities hebben aangespoord om [slachtoffer 3] te vermoorden en hun middelen hebben gegeven zoals auto’s om naar de gebieden te gaan.
complicity in genocidetwee keer wordt genoemd. In de feitelijke uiteenzetting op pagina 3 en verder in het aanhoudingsbevel is echter sprake van dezelfde vijf counts als de charges die in het uitleveringsverzoek zijn genoemd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de dubbele vermelding van
complicity in genocideop een vergissing berust.
3.Het onderzoek ter zitting
Transfer Lawvan worden uitgegaan dat de opgeëiste persoon in Rwanda een eerlijk proces zal krijgen.
3.Beoordeling van de toelaatbaarheid van de gevraagde uitlevering
Indictmentkunnen deze feiten worden aangemerkt als genocide en misdrijven tegen de menselijkheid.
Charges4 en 5 in het uitleveringsverzoek (
Count5 en 6 in de
Indictment) zien op moord en uitroeiing als misdrijf tegen de menselijkheid. Anders dan genocide is voor misdrijven tegen de menselijkheid niet vereist dat het feit begaan is met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen, zoals dat is omschreven in de Nederlandse vertaling van artikel 2 van het Genocideverdrag.
Charges4 en 5 leest de rechtbank als onderdeel van het in de
Indictmentuiteengezette feitencomplex. Dat betekent dat deze feiten als onderdeel van dat feitencomplex zowel als genocide als misdrijven tegen de menselijkheid worden aangemerkt, nu bij de omschrijving van deze feiten ook expliciet is opgenomen dat deze feiten zijn begaan tegen [slachtoffer 3] . Daarmee hebben deze feiten betrekking op een in artikel 2 van het Genocideverdrag aangeduide groep. Naar het oordeel van de rechtbank biedt daardoor het Genocideverdrag ook voor deze feiten een toereikende verdragsbasis voor uitlevering.
dreigendeinbreuk op zijn fundamentele rechten als bedoeld in onder meer artikel 3 van het EVRM voorbehouden aan de minister. Indien evenwel komt vast te staan dat in de zaak waarvoor de uitlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, sprake is van een
voltooideinbreuk op zijn fundamentele rechten, is het de uitleveringsrechter die de verzochte uitlevering ontoelaatbaar dient te verklaren.
dreigendeschending van artikel 6, eerste lid, van het EVRM in de regel niet aan de uitleveringsrechter is. Hierop kan een uitzondering bestaan indien bij de behandeling van het uitleveringsverzoek ter zitting naar aanleiding van een voldoende onderbouwd verweer is komen vast te staan a) dat de opgeëiste persoon door zijn uitlevering zal worden blootgesteld aan het risico van een
flagranteinbreuk op enig hem ingevolge deze verdragsbepalingen toekomend recht, en b) dat hem na zijn uitlevering ter zake van die inbreuk niet een rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 van het EVRM ten dienste staat.
voltooideschending van artikel 6 van het EVRM, komt de uitleveringsrechter bij een uitleveringsverzoek ter fine van strafvervolging niet toe, omdat pas na de berechting in de verzoekende staat kan worden vastgesteld of de mensenrechtenschending niet (meer) vatbaar was voor herstel of compensatie. Dit is anders bij een verzoek tot uitlevering ter fine van strafexecutie, in welk geval de uitleveringsrechter wel dient te beoordelen of sprake is van een voltooide flagrante inbreuk op artikel 6 van het EVRM.
flagranteschending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, noch dat de opgeëiste persoon daartegen geen rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 van het EVRM ter dienste staat. Het beroep wordt derhalve verworpen.
Fair Trial Guarantees, zijn vergelijkbaar met de garanties gegeven in de zaak die heeft geleid tot eerdergenoemd arrest van de Hoge Raad (HR 17 juni 2014, ECLI:NL:2014:1441) en tot het arrest van de Hoge Raad dat eveneens een uitlevering naar Rwanda betrof (HR 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:133). Ook in de onderhavige zaak ziet de rechtbank in die garanties in zijn algemeenheid een voldoende waarborg voor een eerlijk proces.
Transfer Lawvan toepassing met de daarin opgenomen garanties, die overgedragen zaken met de nodige waarborgen omkleedt. In de procedures van eerdere zaken waarin Nederland personen aan Rwanda heeft uitgeleverd en die ook onder de
Transfer Lawvallen, rapporteert de International Commission of Jurist (ICJ Kenya) regelmatig in een monitoring report. Uit deze
monitoring reportsvolgen geen directe indicaties dat moet worden gevreesd voor een dreigende flagrante schending van artikel 6 van het EVRM met betrekking tot de opgeëiste persoon. Ook blijkt dit - anders dan de verdediging suggereert- niet uit de monitoringsrapporten van ICJ Kenya in de zaken van eerder door Nederland aan Rwanda uitgeleverde personen. Uit die monitoringsrapporten komt naar voren dat er obstakels zijn ten aanzien van onder meer financiering, de mogelijkheden de verdachten te bezoeken in verband met Covid-19 en vertraging in de procedure. Uit deze rapporten blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de algehele gang van zaken een flagrante inbreuk op het recht op een eerlijk proces oplevert. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet is gebleken van een dreigende flagrante schending van artikel 6 van het EVRM.
African Court on Humans and People’s Rightsof dat uitspraken van dat hof door Rwanda naast zich neer worden gelegd, brengt op zichzelf niet met zich mee dat moet worden geconcludeerd dat er geen effectief rechtsmiddel is; temeer nu processen onder de
Transfer Lawworden gemonitord. Door die monitoring is niet aannemelijk dat de opgeëiste persoon na diens uitlevering niet een effectief rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM ten dienste zal staan. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat de verzoekende staat onder de gegeven garanties het recht van hoger beroep heeft genoemd dat de opgeëiste persoon toekomt op grond van het Rwandese wetboek van strafvordering. Een hoger beroepsrechter kan een eventueel in eerste aanleg plaatsgevonden schending in het strafproces herstellen of compenseren.
4.De toepasselijke verdrags- en wetsartikelen
5.Beslissing
Raadkamernummer [-]
Transfer Lawen niet voor commune delicten worden berecht, maar de berichtgeving geeft ernstig te denken. De rechtbank adviseert u daarom de Kenyan Sector van de International Commission of Jurists (hierna: ICJ Kenya) het proces en de detentieomstandigheden nauwlettend te laten monitoren.
Transfer Law). Op grond van de
Transfer Lawvindt berechting plaats door een
Transfer Lawbepaalde
Transfer Lawheeft Nederland eerder de
monitoring reportsvrijgegeven. Ook het proces van [naam 5] zal worden gemonitord.