ECLI:NL:HR:2020:133

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
19/03009
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een Rwandese nationaliteit wegens verdenking van betrokkenheid bij genocide

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2019. Het betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon met de Rwandese nationaliteit, die wordt verdacht van betrokkenheid bij genocide in Rwanda in 1994. De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gebogen over de vraag of het Genocideverdrag de vereiste verdragsgrondslag biedt voor uitlevering in het kader van misdrijven tegen de menselijkheid. Daarnaast werd er een beroep gedaan op een dreigende flagrante schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de rechtbank niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03009 U
Datum28 januari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2019, nummer [001] , op een verzoek van de Republiek Rwanda tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouw heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 januari 2020.