ECLI:NL:RBDHA:2021:12395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit bezittende persoon. Eiser had op 14 april 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2020 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft het beroep aangehouden en op 11 oktober 2021 meegedeeld dat er geen aanleiding was om het beroep langer aan te houden. Partijen hebben niet verzocht om een tweede zitting, waardoor de rechtbank uitspraak heeft gedaan zonder verdere zitting.
Eiser heeft aangevoerd dat de termijn voor overdracht aan Italië was verstreken en dat de opvangvoorzieningen in Italië gebrekkig zijn. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor overdracht was geschorst door een eerdere uitspraak en dat de situatie in Italië adequaat was, zoals bevestigd door het EHRM. Ook het argument dat het Coronavirus een beletsel zou vormen voor overdracht werd niet gevolgd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.