23.5Vaststaat dat eiser 1 (volgens www.ruimtelijkeplannen.nl) gemiddeld op ruim 9 km afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied woont, te weten Nieuwkoopse Plassen & De Haeck. Gelet op deze afstand is de rechtbank van oordeel dat dit Natura 2000-gebied geen deel uitmaakt van de leefomgeving van eiser, zodat de normen in de Wnb ten aanzien van de bescherming van Natura 2000-gebieden om deze reden niet strekken tot bescherming van zijn belang. Van nauwe verwevenheid is geen sprake. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in onder meer de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1010, waar het ging om een afstand van 5 km. Dit betekent dat de beroepsgronden van eiser 1 over de gevolgen van de vergunde ontwikkeling voor het Natura 2000-gebied niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden en daarom geen bespreking behoeven. 24. De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om een omgevingsvergunning voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c en e, van de Wabo, aan vergunninghoudster te verlenen.
25. Het beroep van eiser 1 is ongegrond.
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep van eiser 1 ongegrond;
- verklaart het beroep van eiser 2 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, mr. D.R. van der Meer en
mr. M.P. Verloop, leden, in aanwezigheid van mr. N. Breda, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage wettelijke bepalingen
1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) – voor zover hier van belang – is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk; (…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan; (…)
e. 1°. het oprichten, 2°. het veranderen of veranderen van de werking of 3°. het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.
2. Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
3. Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt, in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
4. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid van de Wabo, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c , de omgevingsvergunning slechts worden verleend:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; (…).
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, sub e, van de Wabo – voor zover relevant – is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
1. het oprichten,
2. het veranderen of veranderen van de werking, of
3. het in werking hebben van een inrichting.
De gronden voor weigering van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo staan opgesomd in artikel 2.14 van die wet.
5. Artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo bepaalt welke aspecten het bevoegd gezag bij een beslissing op een aanvraag die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, in ieder geval dient te betrekken.
Ingevolge artikel 2.14, derde lid, van de Wabo kan, voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in het eerste lid [namelijk een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e], de omgevingsvergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd.
6. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen:
a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
[X] . ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De hier bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit milieueffectrapportage.
7. In artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer is – voor zover relevant – bepaald dat, behoudens in het geval dat toepassing is gegeven aan artikel 7.16, derde lid, het bevoegd gezag uiterlijk 6 weken na de datum van ontvangt een beslissing neemt omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapportage moet worden gemaakt.
Ingevolge artikel 7.17, derde lid, van de Wet milieubeheer houdt het bevoegde gezag bij zijn beslissing rekening met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven criteria.