ECLI:NL:RBDHA:2021:12043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
21_702
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering en terugwerkende kracht in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Westland, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland, dat haar bijstandsuitkering op 26 augustus 2020 heeft toegekend, maar geen terugwerkende kracht verleent tot 20 juli 2020. Eiseres had eerder een bijstandsuitkering van de gemeente Den Haag, die stopgezet was, en was van mening dat zij niet op de hoogte was dat zij een nieuwe aanvraag moest indienen bij de gemeente Westland. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 26 augustus 2020 een aanvraag heeft ingediend, maar dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht moet worden toegekend. De rechtbank oordeelt dat het de eigen verantwoordelijkheid van eiseres is om tijdig een aanvraag in te dienen en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal haar heeft belet om dit te doen. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van de Participatiewet en eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin wordt gesteld dat bijstandsverlening met terugwerkende kracht alleen in bijzondere gevallen kan worden verleend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de ingangsdatum van de bijstandsuitkering op 26 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/702

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. U. Arslan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Simons).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres per 26 augustus 2020 een uitkering krachtens de Participatiewet (Pw) toegekend.
Bij besluit van 27 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 26 augustus 2020 bij verweerder een aanvraag ingediend tot toekenning van een bijstandsuitkering. Op deze aanvraag heeft eiseres vermeld dat de bijstandsuitkering aan haar per 20 juli 2020 toegekend dient te worden met als reden dat vanaf die datum haar bijstandsuitkering bij de gemeente Den Haag was stopgezet en zij niet wist dat zij dan bij verweerder een nieuwe aanvraag had moeten indienen.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres per 26 augustus 2020 een bijstandsuitkering toegekend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie Bezwaarschriften, het primaire besluit gehandhaafd. Naar de mening van verweerder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht moet worden toegekend.
4. Eiseres voert aan dat zij als gevolg van een fout van de gemeente Den Haag
noodgedwongen heeft moeten verhuizen naar de gemeente Westland. De gemeente Den Haag heeft haar daarbij niet geïnformeerd dat zij bij de gemeente Westland een nieuwe aanvraag moest doen. Zij was in de veronderstelling dat de bijstandsuitkering automatisch overging in een andere gemeente. Zij is de Nederlandse taal onvoldoende machtig om hier zelf onderzoek naar te doen. Als gevolg hiervan heeft zij pas later een aanvraag kunnen doen. Dit kan haar niet worden aangerekend, zodat de bijstandsuitkering aan haar met terugwerkende kracht dient te worden toegekend.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.2
Artikel 43, eerste lid, van de Pw bepaalt dat het college het recht op bijstand vaststelt op schriftelijke aanvraag of ambtshalve, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is.
5.3
Artikel 44, eerste lid, van de Pw bepaalt dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
5.4
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaronder de uitspraak van 2 april 2014 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6195), wordt in beginsel geen bijstand verleend over de periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat aan eiseres met terugwerkende kracht vanaf 20 juli 2020 bijstand wordt verleend. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om (tijdig) een bijstandsuitkering aan te vragen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was eerder dan op 26 augustus 2020 een aanvraag voor bijstand in te dienen. Anders dan eiseres stelt bestond er voor de gemeente Den Haag geen verplichting eiseres er op te wijzen dat bij verhuizing naar een andere gemeente zij opnieuw een bijstandsuitkering moet aanvragen. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat de door eiseres gestelde beperkte taalbeheersing ertoe heeft geleid dat zij niet in staat was eerder een aanvraag in te dienen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat eiseres bij de intake telefonisch heeft verklaard dat zij in het verleden een inburgeringscursus heeft gevolgd en dat zij de Nederlandse taal voldoende beheerst. Ook heeft eiseres een toets verklaring overgelegd waaruit blijkt dat zij taalniveau 2 heeft. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eiseres voldoende de Nederlandse taal beheerst om een bijstandsaanvraag te kunnen indienen.
5.6.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat het haar heeft ontbroken aan voldoende bestaansmiddelen voorafgaand aan de datum van de aanvraag en zij als gevolg daarvan geld heeft moeten lenen, is de rechtbank van oordeel dat dit volgens vaste jurisprudentie geen bijzondere omstandigheid is die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigt (ECLI:NL:CRVB:2017:1019, ECLI:NL:CRVB:2019:1749).
5.7.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de ingangsdatum van de bijstandsuitkering terecht op 26 augustus 2020, de datum van haar aanvraag, gesteld.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2021.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.