ECLI:NL:RBDHA:2021:12043
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning bijstandsuitkering en terugwerkende kracht in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Westland, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland, dat haar bijstandsuitkering op 26 augustus 2020 heeft toegekend, maar geen terugwerkende kracht verleent tot 20 juli 2020. Eiseres had eerder een bijstandsuitkering van de gemeente Den Haag, die stopgezet was, en was van mening dat zij niet op de hoogte was dat zij een nieuwe aanvraag moest indienen bij de gemeente Westland. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 26 augustus 2020 een aanvraag heeft ingediend, maar dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht moet worden toegekend. De rechtbank oordeelt dat het de eigen verantwoordelijkheid van eiseres is om tijdig een aanvraag in te dienen en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal haar heeft belet om dit te doen. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van de Participatiewet en eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin wordt gesteld dat bijstandsverlening met terugwerkende kracht alleen in bijzondere gevallen kan worden verleend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de ingangsdatum van de bijstandsuitkering op 26 augustus 2020.