Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres] en [eiser] , eisers,
[kind 2]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluiten van 22 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Overwegingen
Eerdere asielaanvragen
De nieuwe asielaanvragen – toetsingskader
Wat hebben eisers overgelegd en wat vindt verweerder daarvan?
.
Wat hebben eisers in beroep aangevoerd?
Wat vindt de rechtbank? Het beroep van eiseres
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting erkend dat de gegeven motivering ten aanzien van het door eiseres overgelegde document tekortschiet gelet op het arrest LH. Het standpunt van verweerder (onder verwijzing naar het onderzoek van Bureau
Wat vindt de rechtbank? Het beroep van eiser
- zo heeft verweerder ook ter zitting bevestigd - om een situatie waarin sprake is van twijfel aan de authenticiteit van een document, maar om een situatie waarin verweerder stelt dat het overgelegde document vals is.
,bijvoorbeeld als die bevindingen niet logischerwijs tot de daaraan verbonden conclusies leiden. Ook als een vreemdeling gemotiveerd heeft betwist dat een verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten, zal verweerder nader invulling moeten geven aan zijn vergewisplicht. Dit kan hij bijvoorbeeld doen door zelf de onderliggende stukken van de desbetreffende verklaring van onderzoek in te zien. Ook kan verweerder Bureau Documenten nader bevragen over de totstandkoming van de conclusies. Op deze wijze kan hij controleren of een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
Conclusie
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.