ECLI:NL:RBDHA:2021:11512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.8968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geloofwaardigheid van asielaanvraag van Iraanse vrouw na bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De vrouw, eiseres, heeft verklaard dat zij Iran heeft verlaten vanwege problemen die zij heeft ondervonden na haar bekering tot het christendom. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij de bekering van eiseres niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelt dat verweerder op meerdere punten onvoldoende doorgevraagd heeft tijdens het nader gehoor, waardoor eiseres niet de kans heeft gekregen haar asielrelaas volledig naar voren te brengen. De rechtbank constateert dat de verklaringen van eiseres over haar bekering en de gevolgen daarvan niet adequaat zijn beoordeeld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres opnieuw moet worden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op vergoeding van haar proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8968

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

ProcesverloopBij besluit van 9 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op zitting heeft, tegelijkertijd met de behandeling van zaak NL21.8970 van de tweelingzus van eiseres, plaatsgevonden op 2 september 2021. Eiseres is verschenen, samen met haar tweelingzus, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1995. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij Iran heeft verlaten vanwege problemen die zij heeft ondervonden omdat zij is bekeerd tot het christendom. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar tweelingzus ( [tweelingzus] ) na afloop van een verjaardagsfeest op 15 september 2017 zijn verkracht door een aantal onbekende mannen. Na dit voorval heeft eiseres last gehad van nachtmerries, schuldgevoelens en wraakgevoelens. Eiseres en [tweelingzus] hadden contact met een neef die in Engeland woont en hij heeft met hen gedeeld dat hij (ook) verkracht is in Iran en zich hierdoor slecht en verbitterd voelde. Doordat hij op een bepaald moment bekeerd is tot het christendom is hij zich weer goed gaan voelen. Eiseres heeft verklaard dat zij in eerste instantie veel vragen had over het christendom naar aanleiding van wat haar neef haar vertelde en dat haar neef haar hierover veel heeft uitgelegd. Door de verhalen van haar neef en wat zij zelf in de bijbel heeft gelezen, is er een vertrouwen gegroeid in eiseres en heeft zij zich op 5 juni 2018 tot God gericht. Zij heeft verklaard dat zij aan Jezus heeft gevraagd om zich aan haar te tonen en Jezus zich die nacht in een droom tot haar heeft gericht. Sindsdien beschouwt eiseres zichzelf als gelovige. Eiseres heeft verder verklaard dat zij vanwege haar bekering een huiskerk is gaan bezoeken. De Iraanse autoriteiten hebben twee keer een inval gepleegd in het huis van haar ouders en schoonouders vanwege de bekering en de bezoeken aan de huiskerk door eiseres en [tweelingzus] . Om deze reden heeft eiseres Iran verlaten. Zij is haar leven niet zeker en vreest voor de Iraanse autoriteiten, aldus eiseres.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen omdat hij de bekering van eiseres tot het christendom niet geloofwaardig acht. Ook gelooft verweerder de problemen niet die eiseres heeft ondervonden vanwege haar bekering.
3. Eiseres is het hier niet mee eens. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna op de aangevoerde gronden ingaan.
Afvalligheid als apart element
4. Eiseres betoogt dat verweerder haar afvalligheid van de islam ten onrechte niet als apart relevant element heeft aangemerkt en beoordeeld. Afvalligheid is immers een apart relevant element dat losstaat van haar bekering tot het christendom. Eiseres beschouwt zichzelf namelijk niet als moslim en heeft ook geen bewuste keuze voor de islam gemaakt. Daarom is zij afvallige en loopt zij bij terugkeer naar Iran het risico om te worden bestraft. Ter onderbouwing wijst zij op (de oude) werkinstructie 2018/10 over bekeerlingen, de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 januari 2016 [1] en van 22 oktober 2019 [2] en pagina 84 en 85 van het Algemeen Ambtsbericht Iran van februari 2021.
4.1.
Het betoog van eiseres slaagt niet. Verweerder heeft op zitting terecht gesteld dat aangezien uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij in Iran als niet-praktiserend moslim geen problemen heeft ondervonden, zij niet wordt aangemerkt als afvallige zoals bedoeld in (de meest actuele) werkinstructie 2019/18. Dat zij zichzelf niet als moslim beschouwt en hiervoor geen bewuste keuze heeft gemaakt, maakt dit niet anders. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres immers verklaard dat zij in Iran (tot haar bekering) niet gelovig was, dat zij de islam niet heeft aangehangen en dat zowel zijzelf als [tweelingzus] en haar ouders vanwege het niet-praktiseren geen problemen hebben ondervonden. [3] De verwijzing naar de Afdelingsuitspraken kunnen eiseres niet baten omdat hieruit volgt dat de gestelde afvalligheid en bekering van een vreemdeling alleen als afzonderlijke asielmotieven moeten worden beoordeeld als uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat het moment van afvalligheid duidelijk te onderscheiden is van de bekering. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit bij eiseres niet het geval is. Daarbij is van belang dat eiseres (meerdere malen) heeft verklaard dat haar problemen in Iran pas zijn begonnen sinds zij is bekeerd tot het christendom. [4] Niet is gebleken dat afvalligheid, los van haar bekering, voor haar een reden is geweest voor vertrek uit haar land van herkomst, of voor haar asielaanvraag. Verweerder heeft de afvalligheid daarom terecht niet als apart relevant element aangemerkt. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid bekering
Werkinstructie 2019/18
5. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de bekering van eiseres heeft verweerder Werkinstructie 2019/18 als uitgangspunt genomen. Verweerder toetst of aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Om de geloofwaardigheid van een bekering in het kader van een asielaanvraag te kunnen toetsen richt verweerder zich op drie elementen, namelijk: (i) de motieven voor en het proces van bekering, (ii) de kennis van het nieuwe geloof en (iii) de activiteiten, zoals bezoeken aan religieuze bijeenkomsten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen. De verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen moeten steeds bezien worden in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem verstrekte gegevens in de eventuele eerdere procedures. Dit betekent dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maakt, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling maar ook andere informatie in het dossier (zoals verklaringen van derde partijen) wordt betrokken.
Verkrachting
6. Eiseres voert aan dat zij en [tweelingzus] niet tegenstrijdig hebben verklaard over het moment van de verkrachting. Verweerder heeft het bestreden besluit onzorgvuldig gemotiveerd door enerzijds te stellen dat het grootste gedeelte van de verklaringen over de verkrachting overeenkomen met de verklaringen van [tweelingzus] en haar anderzijds tegen te werpen dat de gehele bekering niet geloofd wordt vanwege onterecht tegengeworpen tegenstrijdigheden met de verklaringen van [tweelingzus] . Verweerder moet ermee rekening houden dat de communicatie tussen de gehoormedewerker en eiseres verloopt via een tolk en dat er soms misverstanden kunnen ontstaan.
6.1.
Eiseres betoogt terecht dat de verklaringen over het moment dat de verkrachting heeft plaatsgevonden niet zonder meer tegenstrijdig zijn met de verklaringen van haar tweelingzus. Dat eiseres heeft verklaard dat zij en [tweelingzus] samen terugkwamen van de verjaardag, in de auto zaten, en mannen de auto binnenvielen toen eiseres de auto wilde starten, [5] en dat [tweelingzus] heeft verklaard dat zij op de terugweg waren met de auto toen op een bepaald moment mensen in de auto stapten, [6] maakt niet dat hun verklaringen zodanig van elkaar afwijken dat sprake is van een tegenstrijdigheid die afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verkrachting. Mogelijk is eerder sprake van een verschil in nuance tussen de verklaringen van eiseres en [tweelingzus] . Immers, zowel eiseres als [tweelingzus] hebben verklaard dat het incident heeft plaatsgevonden op de terugweg van de verjaardag. Deze beroepsgrond slaagt. Aan het besluit kleeft een motiveringsgebrek.
6.2.
Eiseres voert aan dat verweerder onzorgvuldig en in strijd met werkinstructie 2014/10 gehandeld door haar niet al tijdens haar nader gehoor te confronteren met eventuele tegenstrijdigheden over de verkrachting met het gehoor van haar zus. Deze grond slaagt niet. Zoals door verweerder op zitting naar voren is gebracht, is het nader gehoor bedoeld om het asielrelaas scherp te krijgen en de asielmotieven vast te stellen. Omdat de (vermeende) tegenstrijdigheid die verweerder aan eiseres tegenwerpt geen interne inconsistentie is uit haar eigen asielrelaas maar een (vermeende) externe tegenstrijdigheid met de verklaringen van [tweelingzus] , stelt verweerder terecht dat deze tegenstrijdigheid, zoals volgt uit paragraaf 3.2.1.2 van werkinstructie 2014/10, als externe geloofsindicator aangemerkt wordt. Het is daarom niet ongebruikelijk dat dergelijke (vermeende) tegenstrijdigheden ‘pas’ in het voornemen aan de orde worden gesteld. Verweerder heeft eiseres in het voornemen (alsnog) met alle geconstateerde tegenstrijdigheden geconfronteerd, waarna eiseres de gelegenheid heeft gehad om in de zienswijze daarop te reageren en uitleg te geven.
6.3.
Eiseres voert vervolgens aan dat verweerder ten onrechte stelt dat het opmerkelijk is dat eiseres niet kan aangeven waar zij onder dwang naartoe is gereden met [tweelingzus] . Dit standpunt is subjectief en mist volgens eiseres iedere onderbouwing. Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiseres heeft immers verklaard dat zij haar locatie heeft verstuurd aan haar echtgenoot waarna haar vader en echtgenoot naar die plek zijn gekomen om eiseres en haar tweelingzus op te halen. [7] Dat eiseres in de zienswijze heeft aangegeven dat de route kort is en dat er bijna niet van afgeweken was, maakt juist dat verweerder van haar heeft mogen verlangen dat zij specifieker kan verklaren over de locatie waar de verkrachting heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft eiseres verklaard dat zij dezelfde avond nog aangifte heeft gedaan van een beroving en gelet hierop is de rechtbank met verweerder van oordeel dat niet valt in te zien dat zij hierbij geen gegevens van de locatie van het incident heeft hoeven verschaffen.
6.4.
Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat eiseres geen documenten van de verkrachting kan overleggen. Eiseres licht toe dat zij geen gewaarmerkte kopie van haar aangifte kan overleggen, omdat zij aangifte heeft gedaan van beroving en niet van verkrachting, omdat zij bang was voor haar omgeving. Verder stelt eiseres dat zij op dat moment niet bezig was met het volgen van haar aangifte.
De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. Dat eiseres aangifte heeft gedaan van beroving en niet van verkrachting betekent niet dat zij geen stukken kan overleggen die haar asielrelaas ondersteunen. Zij zou immers de aangifte van de (poging tot) beroving aan verweerder kunnen tonen. Hoewel uit het Algemeen Ambtsbericht Iran van februari 2021 volgt dat de klager van een misdrijf doorgaans geen afschrift ontvangt, volgt hieruit ook dat wettelijk is vastgelegd dat de betreffende klager de politie kan verzoeken om een afgifte en dat dit in reguliere (straf)zaken ook wordt afgegeven. [8] Dat eiseres op het moment van de aangifte niet bezig was met het volgen ervan en dat haar familie later het nummer van de aangifte is kwijtgeraakt, zoals toegelicht op zitting, heeft verweerder niet hoeven volgen omdat de aangifte haar asielrelaas ondersteunt en van eiseres verlangd mag worden dat zij moeite doet haar asielrelaas met stukken te onderbouwen. Bovendien wijst verweerder er terecht op dat uit het Algemeen Ambtsbericht Iran van februari 2021 nergens blijkt dat het onmogelijk is een afschrift van de aangifte te krijgen als de aangever het nummer is kwijtgeraakt. Door eiseres is dit ook niet betwist. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
6.5.
Gelet op het overwogene onder 6.1 is de rechtbank van oordeel dat er een motiveringsgebrek schuilt in het standpunt van verweerder over de ongeloofwaardigheid van de verkrachting van eiseres. Verweerder moet daarom de geloofwaardigheid ervan opnieuw beoordelen.
De motieven voor en het proces van bekering
7
.Eiseres betoogt dat zij voldoende inzichtelijk heeft gemaakt welk proces van bekering zij heeft doorlopen. Eiseres meent dat verweerder de drie pijlers uit de werkinstructie onjuist heeft toegepast bij de beoordeling van haar asielaanvraag. Op zitting heeft eiseres desgevraagd toegelicht dat zij bedoelt dat verweerder tijdens het gehoor onvoldoende aandacht heeft besteed aan haar droom. Volgens eiseres valt de droom onder de eerste pijler van werkinstructie 2019/18 en blijkt uit de werkinstructie dat als sprake is van een droom, aandacht moet worden besteed aan deze droom en de ontwikkeling ervan. Verweerder heeft hierop onvoldoende doorgevraagd. Daarnaast betoogt eiseres dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat zij niet inzichtelijk heeft gemaakt wat haar persoonlijk aanspreekt in de verhalen van haar neef. Ter onderbouwing wijst eiseres op pagina 18 van haar nader gehoor waar uitgebreid te lezen is over de gesprekken die zij met haar neef voerde over het christendom.
7.1.
Eiseres betoogt terecht dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat haar verklaringen weinig blijk geven van een diepgewortelde innerlijke overtuiging van het christendom omdat verweerder eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, op meerdere punten in haar asielrelaas afkapt en onvoldoende heeft doorgevraagd. Zo wijst eiseres er terecht op dat verweerder meer had moeten doorvragen over haar droom. Eiseres heeft in haar nader gehoor verklaard over het eerste moment dat zij zich als christen beschouwde nadat ze met al haar verlangen en diep vanuit haar hart tot God heeft gebeden. De betreffende nacht heeft zij een droom gehad en hierover verklaarde zij het volgende:
“In mijn droom bevond ik mij in een donker bos. Ik had het koud. Ik was enorm bang. Want een onbekende omgeving. Op een gegeven moment verscheen iemand, die reek zijn hand naar mij toe en zei: ‘Mijn kind wees niet bang ik ben bij jou.’ Dat was een soort gevoel van opluchting. De angst was weg van mij. Gevoel van verlichting. Vreugde. Ik was heel blij dat ik steun had. Zo ben ik wakker geworden. Ik voelde mij vreugdevol. Heel blij. Alsof ik echt verlicht was en heel zwaar last van alles van mij weg was. Verdriet, haat woede. Vandaar beschouw ik mij als gelovige.” [9]
Daarna is te lezen in het nader gehoor dat de gehoormedewerker een nieuwe vraag stelt over een ander onderwerp dan de droom. Eiseres komt dan zelf weer terug op haar droom omdat zij hier nog meer over wilde verklaren. De gehoormedewerker onderbreekt eiseres vervolgens en verzoekt haar gerichter antwoord te geven op de vragen. [10] In de rest van het gehoor worden geen vragen meer gesteld over de droom. Verweerder erkent (in het voornemen) dat op dit punt niet is doorgevraagd, maar heeft op zitting verder toegelicht, dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om hierover te verklaren en dat eiseres desondanks blijft hangen in algemeenheden over haar gevoel. Dit standpunt is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Eiseres probeert meer te verklaren over haar droom maar wordt door de gehoormedewerker enigszins afgekapt. Eiseres betoogt terecht dat indien de verklaringen over haar droom onvoldoende waren, het op de weg van verweerder had gelegen hier verder op door te vragen. [11] Zonder nader door te vragen heeft verweerder de verklaringen van eiseres over haar droom met de enkele stelling dat zij is blijven steken in algemeenheden, te snel als algemeen afgedaan.
7.3.
Ook voert eiseres terecht aan dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij niet inzichtelijk heeft gemaakt wat haar persoonlijk aanspreekt in de verhalen van haar neef. Zij heeft hierover onder meer het volgende verklaard:
“Hij vertelde echt interessante dingen. God vindt jou belangrijk. God wil met jou leven. God nodigt je uit om met hem te gaan leven. Een soort relatie van vader en kind. Daarom heeft iets gedaan, dat geen een enkele vader bereid is om voor zijn kind te doen. Zichzelf opofferen op een heilige manier. Daarom, als je aandacht hebt, betekent dat dat je bent gekozen, uitverkoren door god. Hij zei: ‘Ik kan meer uitleggen.’ Hij stuurde een restant van de bijbel, een file. Hij zei: ‘Jullie kunnen dit lezen.’ Ik was nieuwsgierig. Ik begon te lezen. Maar in het begin kon ik het niet begrijpen. Hij was geweldig. Iedere keer. Onze langdurige gesprekken. Hij legde alles uit. Een keer vertelde hij mij het verhaal van overspelige vrouw. Dat was voor mij bijzonder omdat ik had iets meegemaakt en ik voelde mij medeplichtig. Ik voelde mij ook schuldig als ik niet naar het feest was gegaan, als ik niet ‘s avonds laat weg was gegaan. Als ik maar mijn zus niet meegenomen had. Ik nam het mij kwalijk. Hij vertelde, Mohsen, ‘Kijk, er is een vrouw die overspelig is. Zij heeft zich schuldig gemaakt
aan zonden, maar wordt door Jezus Christus vergeven. Iedereen wil haar stenigen en Jezus zegt tegen iedereen als jullie geen zonden hebben gepleegd in jullie leven dan mag je een eerste steen werpen.’ Ik dacht, zo’n overspelige vrouw is vergeven. Dat is een grote daad. Daarom werd persoonlijkheid van Jezus, gedaante van God, interessant.” [12]
Gelet hierop is de rechtbank, anders dan verweerder, van oordeel dat eiseres met deze verklaring niet enkel heeft aangegeven dat haar neef echt interessante dingen vertelde. Verweerder heeft daarbij niet onderkend dat de persoonlijke belevenis van eiseres niet geheel afwezig is in het verhaal over de overspelige vrouw en wat voor effect dit op het leven van eiseres heeft gehad. De rechtbank ziet hierin wel degelijk een aanknopingspunt over de geloofsontwikkeling in de bekering van eiseres.
7.4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiseres met haar verklaringen weinig blijk heeft gegeven van een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Ook heeft verweerder op de als (te) algemeen aangemerkte verklaringen over de droom onvoldoende doorgevraagd. Het bestreden besluit bevat daarom ook op dit punt een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt.
Kennis
8. Eiseres voert aan dat aangezien verweerder stelt dat zij voldoende kennis heeft van het christendom, verweerder had moeten motiveren waarom deze kennis niet kan compenseren voor haar verklaringen over de andere twee pijlers die verweerder onvoldoende acht. Deze pijler heeft verweerder onvoldoende meegewogen in de beoordeling.
8.1.
De rechtbank stelt voorop dat eiseres ook over haar kennis van het christendom, onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om te verklaren over wat zij heeft willen verklaren. Zo is aan eiseres in het nader gehoor gevraagd wat haar persoonlijk aansprak in de vier evangeliën. Eiseres geeft een antwoord op de vraag en vraagt aan de gehoormedewerker of ze door mag. De gehoormedewerker vraagt aan eiseres wat zij graag wilt toevoegen, waarop eiseres heeft geantwoord dat zij tot de volgende ochtend over Jezus Christus kan praten. De gehoormedewerker zegt hierop ‘ik ga graag door met de volgende vraag. Mocht ik meer uitleg willen, dan zal ik daarover vragen stellen.’ Vervolgens stelt de gehoormedewerker een nieuwe vraag over een ander onderwerp. [13] Over wat eiseres aansprak in de vier evangeliën zijn verder geen nieuwe vragen gesteld. Het door verweerder op zitting ingenomen standpunt dat niet wordt doorgevraagd tot een bevredigend antwoord komt en dat eiseres tot tweemaal toe niet erin geslaagd is om het antwoord persoonlijk te maken, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op dit punt door de gehoormedewerker is afgekapt en onvoldoende de gelegenheid heeft gehad om naar voren te brengen wat haar aansprak in de vier evangeliën. Verweerder mag weliswaar van eiseres verwachten dat zij haar verklaringen persoonlijk maakt, maar aangezien de gehoormedewerker eiseres afkapt op het moment dat ze hier meer over wilt verklaren, werpt verweerder eiseres ten onrechte tegen dat deze verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van haar bekering.
8.2.
Omdat verweerder naar het oordeel van de rechtbank ook op dit punt eiseres onvoldoende de gelegenheid heeft gegeven om haar verklaringen naar voren te brengen, kleeft ook hier een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. Over het betoog van eiseres dat verweerder haar verklaringen over de tweede pijler onvoldoende heeft meegewogen in de beoordeling, komt later meer onder het kopje ‘weging’.
Effecten en activiteiten
9. Eiseres voert aan dat zij inzichtelijk heeft gemaakt welk effect het christelijk geloof op haar heeft gehad. Zij is hierdoor veranderd, kan problemen verwerken en is nu in staat om mensen te vergeven. Dit heeft zij geleerd door in Jezus te geloven en hem als haar rolmodel te zien, door het bestuderen van de bijbel en door het toepassen van hetgeen zij heeft geleerd in haar dagelijks leven. Verweerder heeft hierover nauwelijks vragen gesteld.
9.1.
Voorop staat dat verweerder erkent dat eiseres inzichtelijk heeft gemaakt welk effect het christelijk geloof op haar heeft gehad. Verweerder stelt dan ook niet ten onrechte dat eiseres met haar verklaringen over het effect van de veranderingen in haar dagelijks leven de bekering weliswaar persoonlijk heeft weten te maken, maar dat dit niet betekent dat verweerder haar gehele bekering geloofwaardig heeft hoeven vinden omdat eiseres op andere punten in haar verklaringen de bekering niet persoonlijk heeft weten te maken. De beroepsgrond van eiseres treft daarom geen doel.
10. Over de activiteiten voert eiseres aan dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij met haar verklaringen niet persoonlijk weet te maken wat de doop voor haar betekent. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. In het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat de persoonlijke reden om gedoopt te worden is omdat ‘het is alsof jouw geliefde jou iets vraagt. Het was advies van Jezus, hij had het zelf ook gedaan’. [14] Verweerder stelt niet ten onrechte dat eiseres met deze verklaring niet persoonlijk maakte wat de doop voor haar betekende.
Omdat eiseres niet uitlegt waaruit dan wel zou moeten blijken wat de doop voor haar persoonlijk betekend heeft, valt zonder nadere toelichting niet in te zien waarom verweerder zich niet op dat standpunt heeft mogen stellen.
11. Daarnaast voert eiseres aan dat zij, anders dan verweerder stelt, niet te algemeen en niet tegenstrijdig heeft verklaard over haar huiskerkbezoeken in Iran. Ook meent eiseres dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat zij niet duidelijk kan maken wat zij in de lofliederen heeft gehoord dat belangrijk voor haar is. Het gaat om lofliederen en het gevoel dat iemand krijgt bij het horen van een lied.
11.1.
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het ongeloofwaardig is dat eiseres in Iran een huiskerk bezocht. Hoewel de rechtbank met eiseres van oordeel is dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom haar verklaringen over de lofliederen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen over het bezoeken van de huiskerk, heeft verweerder eiseres mogen tegenwerpen dat zij over het bezoeken van de huiskerken algemeen en tegenstrijdig heeft verklaard. De enkele stelling dat verweerder haar dit ten onrechte heeft tegenworpen is, zonder nadere onderbouwing, onvoldoende om anders te oordelen. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Ook volgt de rechtbank eiseres niet in haar betoog dat verweerder nauwelijks vragen heeft gesteld over de effecten en de activiteiten. Zo is op pagina 21 tot en met pagina 29 van haar nader gehoor te lezen dat de gehoormedewerker eiseres uitgebreid in de gelegenheid stelt over de effecten en activiteiten te verklaren en regelmatig vragen stelt om van eiseres een duidelijker of meer persoonlijk antwoord te krijgen. Eiseres heeft zowel tijdens de besluitvormingsfase als in beroep ook niet aangegeven waarover ze nog meer had willen verklaren terwijl ze hiervoor wel voldoende gelegenheid heeft gehad. Deze beroepsgrond slaagt niet.
13. Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder de derde pijler onvoldoende heeft meegewogen in de beoordeling. Hierover komt hierna meer onder het kopje ‘weging’.
Weging
14. Volgens eiseres volgt uit werkinstructie 2019/18 dat wanneer een vreemdeling op één pijler onvoldoende ‘scoort’, dit gecompenseerd kan worden met een sterker resultaat vanuit de andere twee pijlers. Eiseres betoogt dat deze compensatie-optie nergens is terug te vinden in de besluitvorming. Verweerder heeft in strijd gehandeld met de werkinstructie door de laatste twee pijlers (kennis van het christendom en effecten en activiteiten) niet te wegen met de eerste pijler (motieven voor en proces van de bekering). Bovendien moet verweerder volgens eiseres niet langer doorslaggevend gewicht toekennen aan de motieven voor en het proces van bekering. Verweerder heeft het bestreden besluit daarom onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Ter onderbouwing wijst eiseres op de Afdelingsuitspraken van 12 mei 2021. [15]
14.1.
Omdat de onder 6.1, 7.2, 7.3 en 8.1 geconstateerde gebreken tot gevolg hebben dat eiseres opnieuw gehoord moet worden en haar verklaringen opnieuw op geloofwaardigheid beoordeeld moeten worden, behoeft deze beroepsgrond geen bespreking. Het beroep van eiseres is namelijk al geslaagd. Verweerder moet daarom eerst een nieuwe integrale beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres maken voordat kan worden toegekomen aan de vraag of verweerder de verklaringen van eiseres op de juiste manier heeft gewogen.
Conclusie
15. De conclusie is dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en gemotiveerd, gelet op overwogene onder 6.1, 7.2, 7.3 en 8.1. Van belang is dat verweerder eiseres in haar nader gehoor op meerdere punten heeft afgekapt of onvoldoende heeft doorgevraagd waardoor eiseres onvoldoende de gelegenheid heeft gehad haar asielrelaas naar voren te brengen. Verweerder zal opnieuw moeten beoordelen of de verklaringen van eiseres over haar bekering geloofwaardig zijn. Vervolgens zal verweerder, conform werkinstructie 2019/18 en de Afdelingsuitspraken van 12 mei 2021, kenbaar moeten motiveren hoe hij de verklaringen van eiseres over alle drie de pijlers heeft beoordeeld. Dat betekent dat verweerder kenbaar zal moeten motiveren wat hij van de verklaringen van eiseres vindt over de tweede en derde pijler en waarom die verklaringen haar ontoereikende verklaringen over het eerste element niet kunnen compenseren.
15.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Wat eiseres verder nog heeft aangevoerd behoeft daarom op dit moment geen bespreking. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Proceskosten
16. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.H.M. Aben, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

3.Nader gehoor, pagina 8 en 10.
4.Nader gehoor, zie bijvoorbeeld pagina 5, 7, 30 en 31.
5.Nader gehoor, pagina 13 en 16.
6.Nader gehoor tweelingzus, pagina 8.
7.Nader gehoor, pagina 14.
8.Zie pagina 99 van het AAB Iran van februari 2021.
9.Nader gehoor, pagina 20.
10.Zie nader gehoor, pagina 21.
11.Vergelijk met ABRvS 2 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1982.
12.Zie nader gehoor, pagina 19.
13.Zie nader gehoor, pagina 20.
14.Nader gehoor, pagina 22, eerste alinea.