Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1996 en bezit de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft op 26 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Marokko heeft verlaten omdat hij homoseksueel is en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (hierna: Vw) afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder volgt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, maar acht eisers gestelde seksuele gerichtheid en de problemen die eiser als gevolg daarvan stelt te hebben ondervonden niet geloofwaardig. Verweerder stelt dat het misbruik door eisers neef elf jaar geleden plaatsvond en geen directe reden was voor het vertrek van eiser uit Marokko. Het is aan eiser om inzichtelijk te maken hoe het misbruik heeft bijgedragen aan het besef van eisers homoseksualiteit en de emotionele ontwikkeling die eiser heeft doorgemaakt. De enkele stelling dat het seksueel misbruik eisers ontwikkeling heeft verstoord en er bij hem geen sprake is van een normale bewustwording of zelfacceptatie, is onvoldoende. Eiser legt niet uit welke consequenties dit zou hebben voor de verklaringen die hij omtrent zijn homoseksualiteit heeft afgelegd, dan wel wat van hem in dit kader wél verwacht mag worden. Verweerder is van mening dat hij ook rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Eisers culturele achtergrond en het gegeven dat eiser laag geschoold is, hij zelfstandig heeft gewoond en gewerkt in de haven van Essaouira en dat hij enkele maanden in Europa heeft verbleven, is door verweerder betrokken in zijn beoordeling. Ten slotte stelt verweerder zich op het standpunt dat Marokko kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst met uitzondering van onder meer LHBTI’s. Nu verweerder eisers gestelde seksuele gerichtheid niet geloofwaardig acht, valt eiser niet onder voornoemde uitzonderingscategorie. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem niet als veilig aangemerkt kan worden. De door eiser aangehaalde jurisprudentie ziet op niet vergelijkbare situaties, aldus verweerder.
3. Eiser voert, onder verwijzing naar verweerders Werkinstructie 2019/17aan dat verweerder bij zijn beoordeling geen rekening heeft gehouden met het gegeven dat eiser is opgegroeid in een cultuur en samenleving, die homoseksualiteit niet accepteert. Eiser stelt van zijn 10e tot zijn 14e jaar misbruikt te zijn door een oudere neef. Verweerder heeft onvoldoende doorgevraagd naar wat het misbruik door de neef betekende voor eisers zelfacceptatie, bewustzijn en zijn seksuele ontwikkeling en eveneens onvoldoende doorgevraagd naar eisers ervaringen en trauma's. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser enkel de nadruk legt op het fysieke aspect van zijn seksuele geaardheid. Eiser verwijst in dit verband naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 13 augustus 2020, zittingsplaats Arnhem van 31 augustus 2020en zittingsplaats Den Bosch van 15 februari 2021.
4. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat eiser met ingang van 27 augustus 2021 gemeld is als met onbekende bestemming vertrokken. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat eiser dientengevolge geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn aanvraag. Subsidiair handhaaft verweerder zijn standpunt dat eisers seksuele gerichtheid niet geloofwaardig wordt geacht en dat Marokko voor hem als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser verklaard niet bekend te zijn met de melding dat haar cliënt met onbekende bestemming vertrokken zou zijn. Zij geeft aan anderhalve week geleden nog contact met hem te hebben gehad. De rechtbank leidt daaruit af dat eiser toen kennelijk nog prijs stelde op de door hem gevraagde internationale bescherming en concludeert dat er sprake is van procesbelang.
6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers gestelde seksuele geaardheid ongeloofwaardig is. Verweerder overweegt terecht dat eiser niet anders dan algemeen, feitelijk en oppervlakkig verklaart wanneer hem wordt gevraagd naar zijn persoonlijke emoties en ervaringen met betrekking tot zijn gestelde homoseksualiteit en met name vertelt over de fysieke kant van die geaardheid. Ook indien de gehoorambtenaar eiser daarop wijsten doorvraagt, herhaalt eiser uitsluitend dat hij alleen op mannen valt, dat hij zich geen man voelt en dat hij uit Marokko is weggegaan om in vrijheid te kunnen leven als homoseksuele man. Over het misbruik door zijn neef verklaart eiser eveneens puur feitelijk: de neef zou hem van zijn 7e tot zijn 14e jaardan wel van zijn 10e tot zijn 14e jaarhebben misbruikt en dit zou bij hen thuis op het platteland gebeurd zijn totdat zij betrapt werden door familie. Toen het misbruik aan het licht kwam, vluchtte eiser van huis weg uit angst voor de reactie van zijn familie. Daarna ging hij in de haven werken. Mede vanwege de grote impact op zijn leven mag van eiser verwacht worden dat hij inzichtelijk maakt hoe dit misbruik zijn gevoelens en ervaringen heeft beïnvloed, en of en hoe dit heeft bijgedragen aan het besef en de ontwikkeling van zijn homoseksuele geaardheid. Daarin is hij echter niet geslaagd. Dat eiser het vanwege zijn culturele achtergrond en beperkte opleiding mogelijk niet gewend is om over zijn gevoelens te praten neemt niet weg dat het aan eiser is om zijn gestelde geaardheid aannemelijk te maken. Anders dan eiser stelt heeft verweerder overeenkomstig Werkinstructie 2019/17 voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder heeft het referentiekader in het bestreden besluit uiteengezet en uit rapport van het gehoor veilig land van herkomst blijkt dat de gehoorambtenaar eiser voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn asielrelaas te vertellen door de vraagstelling anders te formuleren en nadere vragen te stellen. Desondanks verschaft eiser onvoldoende inzicht in zijn gevoelens en gedachten omtrent zijn gestelde geaardheid.
7. De rechtbank overweegt ten aanzien van de door eiser aangehaalde jurisprudentie dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 1 juli 2021de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft vernietigd. Wat betreft de uitspraken van de zittingsplaatsen Arnhem en Den Bosch is de rechtbank van oordeel dat het om niet vergelijkbare situaties gaat. Het beroep op deze uitspraken faalt dan ook.
8. Gelet op het voor overwogene heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat Marokko, nu verweerder de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, voor eiser persoonlijk als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierdoor heeft verweerder kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlatenen is aan eiser op goede gronden een inreisverbodvoor de duur van twee jaren opgelegd.
10. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.