4.6.Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte afgezien van het horen van eiser in bezwaar. De beroepsgrond slaagt.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder eerst opnieuw op het door eiser gemaakte bezwaar moet beslissen en daarvoor eiser moet horen. Daarbij zal hij moeten betrekken wat eiser in beroep heeft aangevoerd. Eiser heeft ter zitting nader verklaard over zijn feitelijke woonsituatie, over de omgang met zijn echtgenote en zijn kinderen, en over de zorgtaken die hij voor de kinderen heeft verricht. Zo heeft eiser verklaard dat hij ongeveer anderhalve maand lang uitvoering heeft gegeven aan de omgangsregeling en dat hij daarna weer bij zijn echtgenote en kinderen is gaan wonen, dat hij vaak alleen met de kinderen is geweest, dat zijn echtgenote inmiddels een echtscheidsverzoek heeft ingediend en dat zijn echtgenote het contact van eiser met zijn kinderen frustreert. Verweerder moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. Wat eiser verder in beroep heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken na verzending van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 oktober 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: