ECLI:NL:RBDHA:2021:11439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/7251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenrecht: aanvraag verblijfsdocument en schending hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Indiase nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn minderjarige Nederlandse kinderen, waarbij hij zich beroept op het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de Staatssecretaris, die stelde dat eiser geen afgeleid verblijfsrecht had en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijke zorgtaken voor zijn kinderen verrichtte.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 september 2021 ter zitting behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris ten onrechte had afgezien van het horen van eiser in bezwaar. De rechtbank concludeerde dat er voldoende twijfel bestond over de afwijzing van de aanvraag, gezien de overgelegde stukken die de zorg- en opvoedtaken van eiser aantoonden. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, rekening houdend met de uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden en dat de proceskosten van eiser worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier, hoewel zij verhinderd waren om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7251

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 25 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2021 ter zitting behandeld
.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is van Indiase nationaliteit, is geboren op [geboortedatum eiser], en verblijft sinds 2012 in Nederland.
1.1.
Bij beschikking van 27 december 2012 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking verblijf bij echtgenote [naam ], met een aanvankelijke geldigheidsduur van 5 december 2012 tot 5 december 2013, verlengd tot 5 december 2018. Bij beschikking van 7 juni 2018 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn dochter [naam kind 1], met een geldigheidsduur van 30 juli 2017 tot 30 juli 2022. Bij beschikking van 31 oktober 2019 is deze verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2019.
1.2.
Eiser heeft op 19 november 2019 de onderhavige aanvraag ingediend. Eiser stelt dat hij op grond van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een van zijn minderjarige Nederlandse kinderen [naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1], en [naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2], afgeleid verblijfsrecht heeft. Daarbij doet eiser een beroep op het arrest Chavez-Vilchez van 10 mei 2017 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2017:354).
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser volgens hem geen afgeleid verblijfsrecht ontleent aan het arrest Chavez-Vilchez en artikel 20 van het VWEU. Daarbij stelt verweerder zich onder verwijzing naar zijn beleid in paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van zijn minderjarige Nederlandse kinderen verricht (voorwaarde c. genoemd in het beleid) en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen hem en zijn kinderen sprake is van een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat de kinderen gedwongen zouden zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan eiser een verblijfsrecht wordt geweigerd (voorwaarde d. in het beleid).
Beoordeling
Procesbelang
3. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep.
3.1.
Verweerder heeft bij zijn verweerschrift een uittreksel van de Basisregistratie personen (Brp) overgelegd waaruit blijkt dat eiser sinds 28 januari 2021 staat geregistreerd als niet-ingezetene. Voor zover uit deze informatie kan worden afgeleid dat eiser thans niet meer in Nederland verblijft, is verweerder van mening dat eiser geen belang meer heeft bij het beroep. Als eiser Nederland heeft verlaten hecht hij er kennelijk geen belang meer aan om hier een verblijfstitel te hebben.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn verweerschrift heeft aangegeven dat hij naar aanleiding van het voorgaande contact heeft gezocht met de gemachtigde van eiser, die aan verweerder heeft laten weten dat hij nog contact heeft met eiser. Verder is eiser zelf ter zitting verschenen. Reeds daarom bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat eiser geen prijs meer stelt op de afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Hij heeft dus nog belang bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. De rechtbank zal de rechtmatigheid van het bestreden besluit daarom inhoudelijk beoordelen.
Horen in bezwaar
4. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet in bezwaar is gehoord.
4.1.
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist.
Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraken van 23 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:878) en 9 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1192), volgt dat een bezwaar alleen ‘kennelijk’ ongegrond is als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander oordeel dan vervat in het primaire besluit.
Uit Werkinstructie 2019/16 ‘Horen en mandatering in bezwaar’ volgt dat de hoorplicht een essentieel onderdeel vormt van de bezwaarschriftprocedure en is het uitgangspunt daarom dat wordt gehoord. De gronden van artikel 7:3 van de Awb moeten terughoudend worden toegepast; bij twijfel doet het bestuursorgaan er goed aan tot horen over te gaan. Van horen wordt niet lichtvaardig afgezien. De beslissing om met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, Awb van horen af te zien, dient te worden genomen op grond van hetgeen in het bezwaarschrift is gesteld.
4.2.
Bij de aanvraag heeft eiser onder andere een beschikking van 18 oktober 2019 van de rechtbank Rotterdam, team familie, overgelegd waaruit volgt dat de echtgenoot van eiser voornemens is een verzoek tot echtscheiding te doen, dat het verzoek tot toevertrouwing van de minderjarigen aan die echtgenote wordt toegewezen, dat partijen zijn overeengekomen een mediationtraject in te gaan om te trachten overeenstemming te bereiken over de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, en dat eiser elke week gedurende één uur omgang heeft met de minderjarigen. De omgangsmomenten zullen in onderling overleg worden uitgebreid naar vier uur per week.
4.3.
In het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit de Brp is gebleken dat eiser sinds 16 augustus 2019 de samenwoning met de kinderen heeft verbroken en dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt op welke wijze hij invulling geeft aan de door de rechter in de beschikking van 18 oktober 2019 bepaalde omgangsregeling. Nu de zorg- en opvoedtaken van eiser als marginaal zijn aan te merken, de moeder van de kinderen de primaire zorgtaken draagt, en niet is aangetoond dat een scheiding tussen eiser en de kinderen een onevenredig zware impact zal hebben op de normale lichamelijke, emotionele en geestelijke ontwikkeling van de kinderen, valt niet te concluderen dat sprake is van een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez, aldus verweerder.
4.4.
In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat hij wél aan de voorwaarden van het arrest Chavez-Vilchez voldoet. Hij heeft de volgende stukken overgelegd:
- e-mailcorrespondentie van 15 en 17 januari 2020 betreffende gemaakte afspraken in het kader van een mediationtraject;
- een bericht van de registermediator van 15 januari 2020 waaruit onder andere blijkt dat de mediation is beëindigd en dat eiser en zijn echtgenote getrouwd willen blijven;
- bankafschriften van acht maandelijkse betalingen van eiser aan de kinderopvang en van drie betalingen aan zijn echtgenote.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op deze stukken in samenhang bezien met de omstandigheid dat eiser eerder een verblijfsrecht voor verblijf bij zijn dochter [naam kind 1] heeft gehad, niet op voorhand worden gezegd dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kon leiden tot een ander oordeel dan vervat in het primaire besluit.
Daarbij is van belang dat de in bezwaar overgelegde stukken in ieder geval vragen oproepen over de voorgenomen echtscheiding. Zo volgt uit de stukken dat het mediationtraject succesvol is afgesloten en dat het de bedoeling is dat eiser en zijn echtgenote bij elkaar blijven. Verder volgt uit de stukken dat het de bedoeling is dat eiser en zijn echtgenote ook bij elkaar blijven wonen dan wel dat eiser bij zijn echtgenote en kinderen zal terugkeren. In het in de overgelegde e-mailcorrespondentie opgenomen “overzicht van de afspraken” is namelijk vermeld dat eiser “behoefte [heeft] aan vrijheid door 2x in de maand naar vrienden te kunnen. Vooraf wordt [naam ] op de hoogte gesteld en op de hoogte gehouden als [naam eiser] later thuis komt”. Ook is hierin vermeld dat eiser “vaak alleen [is] met [dochter] [naam kind 2] in het weekend.” Het feit dat eiser sinds 16 augustus 2019 niet meer op hetzelfde adres was ingeschreven, neemt niet weg dat er op grond van de overgelegde stukken redelijkerwijs twijfel mogelijk was over de feitelijke samenwoning met de kinderen en daarmee over de vragen of er meer dan marginale zorgtaken worden verricht en of sprake is van een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding.
4.6.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte afgezien van het horen van eiser in bezwaar. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder eerst opnieuw op het door eiser gemaakte bezwaar moet beslissen en daarvoor eiser moet horen. Daarbij zal hij moeten betrekken wat eiser in beroep heeft aangevoerd. Eiser heeft ter zitting nader verklaard over zijn feitelijke woonsituatie, over de omgang met zijn echtgenote en zijn kinderen, en over de zorgtaken die hij voor de kinderen heeft verricht. Zo heeft eiser verklaard dat hij ongeveer anderhalve maand lang uitvoering heeft gegeven aan de omgangsregeling en dat hij daarna weer bij zijn echtgenote en kinderen is gaan wonen, dat hij vaak alleen met de kinderen is geweest, dat zijn echtgenote inmiddels een echtscheidsverzoek heeft ingediend en dat zijn echtgenote het contact van eiser met zijn kinderen frustreert. Verweerder moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. Wat eiser verder in beroep heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken na verzending van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 oktober 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.