ECLI:NL:RBDHA:2021:1131
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige detentie en voortvarendheid in asielprocedure bij Dublin-overdracht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die in het kader van een inkomende Dublin-overdracht was opgelegd. Eiser was twintig dagen gedetineerd zonder dat verweerder enige handeling had verricht om zijn asielaanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank heeft ambtshalve de voortvarendheid van het handelen van verweerder onderzocht, omdat een gebrek aan voortvarend handelen de detentie onrechtmatig maakt. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, aangezien er geen concrete omstandigheden zijn aangedragen die het tijdsverloop tussen de asielaanvraag en het onderzoek ter zitting rechtvaardigen. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en eiser onmiddellijk in vrijheid gesteld. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan eiser en zijn de proceskosten toegewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat verweerder in elke fase van de detentie zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet handelen, ongeacht de wettelijke termijnen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van griffier K. Postema.