ECLI:NL:RBDHA:2021:10985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/7105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medische behandeling en mantelzorg in het kader van uitstel van vertrek op basis van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser van Guinese nationaliteit, die verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) vanwege zijn medische situatie. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, waaronder PTSS en schizofrenie, en dat hij afhankelijk is van mantelzorg voor zijn medische behandeling. De staatssecretaris had eerder de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek afgewezen, stellende dat de noodzakelijke medische zorg in Guinee beschikbaar zou zijn. Echter, de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de medische zorg in Guinee daadwerkelijk toegankelijk was voor eiser en dat de mantelzorg die hij in Nederland ontvangt niet kan worden vervangen door professionele zorg in Guinee. De rechtbank concludeerde dat de voor eiser vereiste mantelzorg in Guinee niet beschikbaar is en dat er bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade bestaat. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om opnieuw op het bezwaarschrift te beslissen, met de voorlopige voorziening dat eiser niet mag worden uitgezet totdat opnieuw op het bezwaar is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7105

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.R.D. Leene).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Bij besluit van 17 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is verschenen [mantelzorgster] , begeleidster en mantelzorgster van eiser. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Eiser heeft daarna nog een aanvullend stuk ingebracht. De rechtbank heeft daarin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

1. Eiser is van Guinese nationaliteit en geboren op 1 juli 1995. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend, die door verweerder is afgewezen. Eiser heeft verzocht om uitstel van vertrek met toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 in verband met zijn medische situatie.
1.1
Niet in geschil is dat eiser bekend is met een combinatie van verschillende stoornissen, zoals Post-traumatische Stress Stoornis (PTSS), ongespecificeerde schizofrenie spectrum stoornis, stoornis in gebruik van alcohol en cannabis, depressieve klachten en acculturatieproblemen. Eiser is in het verleden opgenomen geweest in verband met suïcidaliteit.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen en daaraan – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft meerdere keren advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA). Uit het meest recente BMA-advies van 19 augustus 2020 blijkt dat bij het uitblijven van de medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, maar dat de medisch noodzakelijke behandeling voor eiser in Guinee aanwezig is. Een psychiater, behandeling door een psycholoog en Narrative Exposure Therapie (NET-therapie) zijn volgens het BMA aanwezig in het ziekenhuis CHU Donka in Conakry. Ook zijn de medicijnen die eiser gebruikt volgens de meest recente informatie beschikbaar in Guinee. Verder blijkt dat eiser in staat is om te reizen, mits er voorafgaand aan de reis een overdracht van de medische gegevens plaatsvindt. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de noodzakelijke zorg in Guinee voor hem feitelijk niet toegankelijk is. Eiser komt ook niet vanwege de noodzakelijke mantelzorg in aanmerking voor uitstel van vertrek, omdat blijkens het BMA-advies professionele zorg aan huis of andere vormen van professionele zorg aanwezig zijn in Guinee. Daarbij is ook van belang dat de mantelzorg die eiser in Nederland ontvangt niet wordt verleend door één of meer gezinsleden, waardoor eiser niet voldoet aan het beleid in paragraaf A3/7.1.6. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Ook is volgens verweerder geen sprake van een situatie waarin de feitelijke uitzetting kan leiden tot een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat bij terugkeer van eiser naar Guinee geen medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Dat doet de rechtbank aan de hand van datgene wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Daarbij wordt onder 4 eerst ingegaan op de vraag of de voor eiser benodigde medische zorg in het algemeen in Guinee beschikbaar is. Vervolgens wordt onder 5 ingegaan op de vraag of eiser vanwege de mantelzorg in aanmerking komt voor uitstel van vertrek. Omdat deze grond slaagt, komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of de benodigde medisch zorg in Guinee voor eiser feitelijk toegankelijk is. Ook aan de beroepsgrond over de medische gevolgen van de feitelijke overdracht komt de rechtbank niet meer toe. De beroepsgrond dat de BMA-adviezen vanwege onderlinge tegenstrijdigheid onvoldoende inzichtelijk en concludent zouden zijn, heeft eiser op de zitting laten vallen.
Is de voor eiser benodigde medische zorg in het algemeen beschikbaar in Guinee?
4. Eiser betoogt dat in Guinee niet de voor hem benodigde zorg aanwezig is. Uit een brief van professor Doukouré van 14 februari 2020 volgt volgens eiser dat in het Donka ziekenhuis geen NETtherapie en geen klinisch psycholoog aanwezig zijn. In het rapport van het Ministerie van Volksgezondheid van Guinee wordt verder niet gerept over psychische gezondheidszorg in Guinee. [1]
4.1
Voor de beoordeling van het beroep op artikel 64 van de Vw 2000 verzoekt verweerder het BMA een advies uit te brengen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is een advies van het BMA een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Daartoe dient het advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze te zijn opgesteld. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. [2]
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van het BMA op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze opgesteld. Daarom mocht verweerder bij de beoordeling van de aanvraag van dat advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
4.3
Op basis van het brondocument, dat ook is aangehecht aan het medisch advies, heeft het BMA geconcludeerd dat eiser in Guinee behandeld kan worden en dat de benodigde NET-therapie daar beschikbaar is. De informatie uit deze brondocumenten is afkomstig van vertrouwensartsen. Uit het Protocol Bureau Medische Advisering (het Protocol) volgt dat de informatie die van vertrouwensartsen is ontvangen door het BMA wordt gecontroleerd op volledigheid en actualiteit. Ook wordt de informatie vergeleken met eerdere informatie voordat die in het medisch advies wordt opgenomen. [3] Het BMA mag zich bij zijn advisering op deze informatie baseren, tenzij er – ook hier – concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid van de informatie van deze vertrouwensarts. [4]
4.4
De rechtbank ziet zich dus voor de vraag gesteld of de brief van Doukouré een concreet aanknopingspunt oplevert voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het BMA-advies of de informatie die is gegeven door de vertrouwensarts. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat de brief van Doukouré dateert van vóór het advies van 19 augustus 2020 en dat het BMA-advies de meest recente informatie betreft. Daarbij is van belang dat de informatie van Doukouré afkomstig is uit een andere zaak en vrij algemeen van aard is. Daar staat tegenover dat uit de bijlage bij het medisch advies blijkt dat er door het BMA specifiek vragen zijn gesteld aan de vertrouwensarts naar aanleiding van de brief van Doukouré. De omstandigheid dat de gemachtigde van eiser en [mantelzorgster] tevergeefse pogingen hebben gedaan om contact te leggen met Doukouré, waarbij telefonisch ook enkele malen de indruk zou zijn gewekt dat hij niet bekend was bij het Donka ziekenhuis, doet daarbij ook afbreuk aan de betrouwbaarheid van de brief van 14 februari 2020. Verweerder mag daarom uitgaan van de juistheid van het BMA-advies en dus van de aanwezigheid van de voor eiser benodigde psychologische en psychiatrische zorg in Guinee.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Komt eiser vanwege noodzakelijke mantelzorg in aanmerking voor uitstel van vertrek?
5. Eiser betoogt dat de mantelzorg die hij van [mantelzorgster] ontvangt niet kan worden vervangen door thuiszorg of 24-uurszorg. Tussen eiser en zijn mantelzorgster is namelijk een vertrouwensband aanwezig waaraan jarenlang is gewerkt. [mantelzorgster] vervult dan ook een belangrijke rol in de behandeling van eiser. Verweerder had daarom op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten afwijken van het beleid in paragraaf A3/7.1.6. van de Vc 2000. Uit het BMA-advies blijkt verder niet dat de zorg die [mantelzorgster] verleent daadwerkelijk kan worden vervangen door de in Guinee aanwezige professionele thuiszorg of 24-uurs zorg. Eiser heeft verder geen netwerk in Guinee, waardoor de door [mantelzorgster] geboden zorg ook niet op die manier vervangen kan worden.
5.1.
Op grond van paragraaf A3/7.1.4 van de Vc 2000 concludeert verweerder dat de medische behandeling in het land van herkomst niet beschikbaar is, wanneer uit het BMA-advies blijkt dat, ter voorkoming van een medische noodsituatie, mantelzorg noodzakelijk is voor het slagen van de medische behandeling, terwijl de vreemdeling heeft aangetoond deze mantelzorg in het land van herkomst niet te kunnen ontvangen van één of meer gezins- of familieleden dan wel via professionele (thuis)zorg.
5.2.
Het BMA heeft in haar advies van 19 augustus 2020 in haar antwoord op vraag 2b naar de aard en duur van de medische behandeling, het volgende geschreven over de mantelzorg:
“Mantelzorg: uit het dossier blijkt dat mantelzorg voor betrokkene essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling, waarbij met name de verstrekking van de medicatie in het kader van deze advisering valt.
Mantelzorgster [mantelzorgster] van Stichting Gast heeft zich over cliënt ontfermd en is een van de weinige die hij op dit moment vertrouwt. Zij heeft praktisch dagelijks contact met cliënt, verstrekt hem zijn medicatie, monitort zijn toestandsbeeld en ondersteunt hem op meerdere levensgebieden in zijn functioneren.
Voor het ontwikkelen van een vertrouwensrelatie met de hulpverlening is de rol van de mantelzorgster essentieel, aldus de verkregen informatie. Zij begeleidt cliënt in de contacten met de hulpverlening en motiveert cliënt om contact met hulpverleners aan te gaan.”
De rechtbank leidt hieruit af dat, als geen mantelzorg beschikbaar is zoals deze door [mantelzorgster] wordt verleend – dat wil zeggen de vertrouwensband, het zeer intensief (dagelijks) contact, het dagelijks toezicht op inname van de medicatie, zorgen dat eiser naar afspraken met behandelaars gaat en daarbij aanwezig zijn om eiser te motiveren om contact aan te gaan met behandelaars – geen medische behandeling mogelijk is en dus een medische noodsituatie zal ontstaan.
5.3.
De vraag die dus moet worden beantwoord is of mantelzorg zoals die door [mantelzorgster] wordt verleend in Guinee beschikbaar is. Het BMA-advies zegt daarover in antwoord op vraag 6b het volgende:
“Ten aanzien van mantelzorg geldt dat een onderzoek naar de aanwezigheid van mantelzorg in het land van herkomst of terugkeer buiten de competentie valt van de medisch adviseur. Dit geldt ook voor mantelzorg in de vorm van (24-uurs) opvang en begeleiding door bijv. een vrijwilligersorganisatie.
Wel is onderzoek gedaan naar zorg, zoals gegeven bij mantelzorg, in de vorm van aanwezigheid van professionele zorg aan huis of andere vormen van professionele zorg in het land van herkomst. Uit brondocument BMA 13896 blijkt dat deze professionele zorg wel aanwezig is, bijvoorbeeld in de vorm van thuiszorg of beschermd wonen o.a. in het CHU Donka te Conakry.”
De rechtbank maakt hieruit op dat, voor zover [mantelzorgster] mantelzorg verleent die ook door een professionele zorgverlener kan worden verleend, deze mantelzorg in Guinee beschikbaar is. De rechtbank is echter van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de vertrouwensband die eiser met [mantelzorgster] heeft en de zeer intensieve bemoeienis die [mantelzorgster] heeft bij het op de rails houden van eiser, welke vertrouwensband en bemoeienis essentieel zijn voor de medische behandeling, door de in het BMA-advies genoemde professionele zorg kan worden geleverd.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat eiser in Guinee opnieuw een vertrouwensband kan opbouwen met een persoon die de huidige rol van [mantelzorgster] kan vervullen. Gelet op hetgeen eiser naar voren heeft gebracht is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat eiser daartoe in staat is. Uit de toelichting van [mantelzorgster] van 31 augustus 2020 blijkt dat zij zich over eiser ontfermd heeft en dat daardoor langzamerhand de vertrouwensband is ontstaan. Verder blijkt uit de stukken dat eiser niet of nauwelijks contact aangaat. De kans dat in Guinee opnieuw iemand zich op deze intensieve manier over eiser zal ontfermen acht de rechtbank zeer gering. Bovendien is namens eiser er terecht op gewezen dat het opbouwen van een vertrouwensband tijd kost. Als eiser in Guinee terecht komt zonder dat daar een persoon is waarmee hij de voor de behandeling benodigde vertrouwensband heeft, zal van behandeling (waaronder het innemen van medicijnen) geen sprake kunnen zijn.
De rechtbank concludeert dan ook dat de voor eiser vereiste mantelzorg in Guinee niet beschikbaar is.
5.4.
Verweerder stelt zich weliswaar terecht op het standpunt dat eiser niet voldoet aan het in paragraaf A3/7.1.6. van de Vc 2000 neergelegde beleid, omdat hij de mantelzorg niet ontvangt van een of meer rechtmatig in Nederland verblijvende gezins- of familieleden, maar verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat er, gelet op wat onder 5.2 en 5.3 is overwogen, geen aanleiding bestaat om van dit beleid af te wijken. De rechtbank wijst er daarbij op dat eiser wel aan de overige voorwaarden van het beleid voldoet. Zo heeft eiser gesteld dat hij in Guinee niet beschikt over familieleden die deze zorg aan hem kunnen geven, wat door verweerder niet is betwist. En zoals de rechtbank onder 5.3 heeft overwogen is niet aannemelijk gemaakt dat deze zorg in Guinee kan worden verleend door medewerkers van een professionele (thuis)zorg instelling. Daarbij is van belang dat het niet voldoen aan de voorwaarde dat de zorg in Nederland moet worden gegeven door een of meer rechtmatig verblijvende gezins- of familieleden, niet maakt dat bij terugkeer van eiser naar Guinee geen medische noodsituatie zal ontstaan. Verweerders standpunt, dat eiser enkel zal worden uitgezet als het mogelijk is om hem ter plaatse aan een medisch behandelaar over te dragen, leidt daarbij niet tot een ander oordeel. Gelet op de voor het slagen van de behandeling noodzakelijk geachte mantelzorg, de vertrouwensband die daarvoor essentieel is en de moeilijkheid om die vertrouwensband op te bouwen, is deze enkele reisvoorwaarde onvoldoende om een medische noodsituatie op de korte termijn te voorkomen.
Het besluit is op dit punt daarom onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Deze beroepsgrond slaagt.
Wat betekent dit voor het beroep?
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het benodigde herstel zich daarvoor niet leent. Verweerder zal daarom opnieuw op het bezwaarschrift moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank treft daarbij de voorlopige voorziening dat eiser niet mag wordt uitgezet, totdat opnieuw op het bezwaar is beslist. [5]
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1). Eiser is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, zodat verweerder dit niet hoeft te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaarschrift te beslissen;
  • treft de voorlopige voorziening dat eiser niet mag wordt uitgezet, totdat opnieuw op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 21 september 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.https://extranet.who.int/countryplanningcycles/sites/default/files/planning_cycle_repository/
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5703.
3.Zie pagina 9 van het protocol.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2629, en 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4109.
5.Artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb maakt dat mogelijk.