Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 23 augustus 2021 ingekomen verzoek van:
[X] ,
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- de brief 23 september 2021, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2021 een beschikking gegeven in een internationale kinderontvoeringskwestie. De moeder, woonachtig in Nederland, had verzocht om de onmiddellijke teruggeleiding van haar minderjarige kind, geboren in 2011, dat door de vader naar Libanon was meegenomen zonder toestemming. De vader was niet verschenen op de zittingen, ondanks herhaalde oproepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van ongeoorloofde overbrenging van het kind, aangezien de moeder en vader gezamenlijk gezag uitoefenden en de moeder geen toestemming had gegeven voor de overbrenging. De rechtbank heeft de rechtsmacht op basis van artikel 3 Rv vastgesteld, aangezien de moeder in Nederland woonachtig is. De rechtbank heeft de teruggeleiding van het kind gelast, met de verplichting voor de vader om het kind terug te brengen naar Nederland. Tevens is de vader veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de moeder, die in totaal € 11.257,17 bedragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de terugkeer van het kind onmiddellijk moet plaatsvinden, ongeacht een eventueel hoger beroep. De rechtbank heeft benadrukt dat het in het belang van het kind is dat deze zo snel mogelijk terugkeert naar Nederland, gezien het feit dat er sinds medio augustus 2021 geen contact meer is geweest met de vader.