ECLI:NL:RBDHA:2021:10497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4322
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen e-mailbericht inzake functiewaardering en herwaardering van militaire functie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Defensie. De eiser, een voormalig militair ambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen een e-mailbericht van 28 oktober 2019, waarin verweerder uitleg gaf over de functiewaardering van de functie 'Hoofd Scheepsbezoeken'. Eiser had verzocht om herwaardering van zijn functie, maar na zijn ontslag op 1 maart 2019 werd de nieuwe functie pas op 15 maart 2019 gecreëerd. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat het e-mailbericht geen appellabel besluit zou zijn. De rechtbank oordeelde dat het e-mailbericht slechts een informatieve mededeling was en geen rechtsgevolg had. Hierdoor was er geen sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser werd in zijn verzoek om herwaardering niet in het gelijk gesteld, en verweerder hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Breet),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
9 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2021 via een videoverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Namens eiser is op 31 januari 2019 verzocht om herwaardering van zijn functie ‘Hoofd Scheepsbezoeken’, met de rang van luitenant ter zee der tweede klasse (LTZ 2). Eiser vervulde deze functie vanaf 22 juni 2015. Na eisers leeftijdsontslag op 1 maart 2019 is op basis van de uitkomst van het functiewaarderingsonderzoek besloten de hogere rang van luitenant ter zee der tweede klasse oudste categorie (LTZ2 OC) aan de op 15 maart 2019 nieuw gecreëerde functie ‘Hoofd Scheepsbezoeken’ te verbinden. In een e-mailbericht van 28 oktober 2019 (het bestreden e-mailbericht) heeft verweerder dit nader toegelicht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit e-mailbericht. Eiser wil hiermee bereiken dat hij met terugwerkende kracht tot 31 januari 2019 wordt bevorderd naar LTZ2 OC. Verweerder stelt in het bestreden besluit echter dat dit e-mailbericht geen appellabel besluit [1] is en heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat de inhoud van het e-mailbericht een uitleg van de omstandigheden en een kort verloop van het proces van de beschrijving en de waardering van de nieuwe functie ‘Hoofd Scheepsbezoeken’ betreft. Verweerder stelt dat het niet gaat om een herwaardering, als bedoeld in artikel 24a van het AMAR, omdat het om een nieuwe functie gaat. In het e-mailbericht is abusievelijk niet vermeld dat het niet om de functie gaat die eiser tot zijn ontslag vervulde. Met de woorden ‘
klapdatum op de functiewisseling’is bedoeld dat de oude functie met de bijbehorende functiebeschrijving op 15 maart 2019 ophield te bestaan en dat hiervoor op dezelfde datum een nieuwe functie met een geheel nieuwe functiebeschrijving is gecreëerd. Ook is in het e-mailbericht beschreven dat op 15 maart 2019 door het Hoofd P&O KM het besluit is genomen om deze functie per diezelfde datum te waarderen op het niveau van LTZ2 OC. Aangezien in het e-mailbericht een nadere uitleg is gegeven over een al eerder genomen besluit, is het niet gericht op extern rechtsgevolg. Er vindt namelijk geen verandering plaats in de rechten van eiser. Daarmee bevat het e-mailbericht geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit betekent dat het geen appellabel besluit is.
2.1.
Daarnaast kan het e-mailbericht niet worden aangemerkt als een andere handeling. [2] Dergelijke andere handelingen worden met een besluit gelijkgesteld. Het e-mailbericht is slechts een vaststelling en dus een schriftelijke herhaling van een rechtstoestand die al bij besluit van 15 maart 2019 tot stand is gekomen. Daarom stelt verweerder zich primair op het standpunt dat het e-mailbericht niet als een gelijkgesteld besluit kan worden opgevat. Indien het e-mailbericht wel zou worden opgevat als een dergelijke handeling, moet bovendien worden vastgesteld of eiser daarbij in zijn belang als (gewezen) militair ambtenaar is geraakt. Verweerder heeft verder toegelicht dat de functiebeschrijvingen van beide functies verschillend zijn en dat de nieuwe functie nooit aan eiser is toegewezen, omdat hij toen al ontslagen was. Aangezien in het e-mailbericht slechts uitleg wordt gegeven over het proces rondom de nieuwe functie, kan eiser daarmee niet in zijn belangen als ambtenaar worden geraakt. Het feit dat eiser meent dat hij de nieuwe functie feitelijk al vervulde, doet hier niet aan af. De functie die eiser tijdens zijn actieve periode als militair ambtenaar vervulde, is namelijk niet het onderwerp van het e-mailbericht. Deze oude functie is ook nooit ge
herwaardeerd. Dit betekent dat het e-mailbericht ook niet kan worden gelijkgesteld met een besluit.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met verweerder. Eiser voert aan dat het e-mailbericht betrekking heeft op zijn functie en de herwaardering daarvan en niet op de nieuwe functie. Uit niets blijkt dat de eisers functie rond de ingangsdatum van zijn ontslag is vervallen. De bekendmaking van de reden waarom eiser niet is bevorderd is voor het eerst bekend gemaakt door dit e-mailbericht. Daarom kan dit e-mailbericht wel worden beschouwd als een appellabel besluit. Eiser stelt verder dat hij rechtstreeks in zijn (financiële) belangen wordt geschaad, omdat uit het e-mailbericht volgt dat eiser niet alsnog met terugwerkende kracht wordt bevorderd tot LTZ2 OC. Eiser vindt daarom dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
3.1.
Ter zitting heeft eiser zijn onvrede met de gang van zaken verwoord. Hij is na zijn ontslag niet geïnformeerd over het laten vervallen van zijn functie en de herwaardering of het vaststellen van de nieuwe functie. Hierdoor is hem de mogelijkheid ontnomen om bezwaar te maken. Hij was de jaren voorafgaand aan zijn ontslag bezig met zijn functiebeschrijving, omdat deze vanaf zijn aanstelling in 2014 al niet overeenkwam met de feitelijke werkzaamheden die hij verrichtte. Eisers functie was zwaarder dan beschreven in de functiebeschrijving. Een verzoek om herwaardering heeft eiser echter nooit gedaan, omdat hem altijd is voorgehouden dat het goed zou komen.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met een rechtshandeling wordt een handeling gericht op een rechtsgevolg bedoeld.
Volgens artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb wordt met een besluit gelijkgesteld: een andere handeling van een bestuursorgaan, waarbij de belanghebbende ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet is. Een ambtenaar kan echter alleen tegen een dergelijke feitelijke handeling beroep instellen en daarvoor bezwaar maken als de ambtenaar door deze handeling rechtstreeks in een rechtspositioneel belang is getroffen. [3]
Op grond van artikel 24a van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt indien naar aanleiding van de uitkomst van een functiewaarderingsonderzoek bij een bestaande functie sprake is van een verhoging van de rang die wordt verbonden aan de functie, de militair, die deze functie vervult, bevorderd tot deze hogere rang.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaar tegen het e-mailbericht terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen sprake zou zijn van een besluit.
5.1.
Het is alleen mogelijk om bezwaar te maken tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Belangrijke elementen van een besluit zijn dat het een schriftelijke beslissing is, afkomstig van een bestuursorgaan en een publiekrechtelijke rechtshandeling bevat. Er is alleen sprake van een rechtshandeling als er een rechtsgevolg is. Dat wil zeggen dat het e-mailbericht gericht moet zijn op een wijziging in de rechten, aanspraken of plichten van de geadresseerde.
5.2.
Zoals verweerder in het bestreden besluit en ter zitting voldoende heeft toegelicht is in het e-mailbericht een nadere uitleg gegeven over een al eerder op 15 maart 2019 genomen besluit. Hierdoor is geen verandering gekomen in de rechten van eiser, zodat het e-mailbericht geen publiekrechtelijke rechtshandeling bevat. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het e-mailbericht van informatieve aard is en niet op rechtsgevolg is gericht.
5.3.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) zijn informatieve mededelingen niet aan te merken als een besluit een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb of een andere handeling in de zin van artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. [4]
5.4.
De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar van eiser terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard nu dat bezwaar niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb of een andere handeling in de zin van artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
5.5.
Aan een inhoudelijke bespreking van eisers beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zoals bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
3.Zie bijv. de uitspraak van de Raad van 14 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO2673.
4.Zie bijv. de uitspraak van de Raad van 14 augustus 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2744.