ECLI:NL:RBDHA:2021:10454
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J-P.R. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting door de gemeente Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2021 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde K.E. Fernald, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, die op 24 juli 2020 de bezwaren ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 3 april 2020 werd de auto van eiser op twee verschillende tijdstippen aangetroffen op parkeerplaatsen waar betaald parkeren geldt, zonder dat er parkeerbelasting was betaald. Eiser betwistte dat hij geparkeerd had en voerde aan dat de scanauto slechts momentopnames had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de auto op de genoemde tijdstippen stil stond en dat er geen sprake was van het onmiddellijk laten in- of uitstappen van een passagier, zoals eiser had betoogd.
De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante wetgeving en jurisprudentie, waarbij werd vastgesteld dat het kort stilstaan van de auto ook als parkeren wordt aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat eiser niet had voldaan aan de verplichting om parkeerbelasting te betalen. De uitspraak werd gedaan door rechter J-P.R. van den Berg, in aanwezigheid van griffier P. Jasperse, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2021. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.