ECLI:NL:GHAMS:2019:2491
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens stilzetten auto voor telefoongesprek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 8 september 2017, omdat de auto van de belanghebbende zonder geldig parkeerrecht was geparkeerd. De belanghebbende voerde aan dat hij zijn auto slechts kort had stilgezet om een dringend telefoongesprek te voeren, en dat dit niet als parkeren moest worden aangemerkt. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof Amsterdam bevestigde deze uitspraak.
Het Hof oordeelde dat het stilzetten van de auto om een telefoongesprek te voeren, ook al was dit van korte duur, moet worden aangemerkt als parkeren volgens de Verordening Parkeerbelastingen 2017. De rechtbank had vastgesteld dat er geen sprake was van onmiddellijk in- of uitstappen of laden en lossen, wat betekent dat de parkeerbelasting verschuldigd was. De belanghebbende had de keuze om het gesprek niet aan te nemen of eerst parkeerbelasting te betalen, maar had dit niet gedaan. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat er geen ruimte was voor coulance, aangezien parkeerbelasting een objectieve belasting is.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 juli 2019, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.