ECLI:NL:GHARL:2018:6372

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
WAHV 200.197.879
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Eskandari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeren op een gelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen door een gehandicapte betrokkene

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 21 juli 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het parkeren op een gelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Dit gebeurde op 15 augustus 2015 op de Vertrekpassage te Schiphol. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er geen sprake was van parkeren, omdat het voertuig stil stond om de gehandicapte betrokkene en haar bagage naar de vertrekhal te begeleiden. De gemachtigde verwees naar eerdere jurisprudentie om zijn standpunt te onderbouwen.

Het hof oordeelde dat, hoewel de betrokkene gehandicapt is, de tijd die nodig is voor het uitstappen niet de tijd omvat die nodig is om de bestemming te bereiken. De verbalisant had geen laad- en losactiviteiten waargenomen gedurende vijf minuten, wat erop wijst dat de betrokkene niet alleen werd afgezet, maar dat de gemachtigde verder ging. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. De uitspraak benadrukt dat de uitzondering voor het onmiddellijk laten in- of uitstappen van passagiers niet geldt voor de tijd die nodig is om de bestemming te bereiken, en dat er sprake was van parkeren in strijd met de verkeersregels.

Uitspraak

WAHV 200.197.879
11 juli 2018
CJIB 191977746
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 21 juli 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ( [C] B.V.),
kantoorhoudende te [D] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 augustus 2015 om 08:11 uur op de Vertrekpassage te Schiphol met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde voert aan dat geen sprake was van parkeren. Het voertuig stond stil om de betrokkene onmiddellijk te laten uitstappen. Omdat de betrokkene gehandicapt is, dient onder de tijd die nodig is voor het uitstappen mede te worden verstaan de tijd die de betrokkene onder begeleiding van haar dochter nodig had om haar bestemming te bereiken. De gemachtigde verwijst naar het arrest van het hof Amsterdam van 18 november 2010 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752). Voor zover niet kan worden gesproken van de uitzondering voor het onmiddellijk laten uitstappen van een passagier, is sprake van laden of lossen. De betrokkene kon haar bagage niet zelfstandig vervoeren. Haar dochter heeft daarom de bagage naar de vertrekhal gebracht. Hiermee is feitelijk sprake van lossen. Dat de verbalisant geen activiteiten heeft waargenomen rondom het voertuig, doet daar niet aan af. Er is ook sprake van bij voortduring in- of uitladen van goederen indien slechts eenmaal een laadactiviteit plaatsvindt.
3. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990):
“De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren: (…) op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.''
4. Niet in geschil is dat het voertuig van de betrokkene stond op een als zodanig aangeduide gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen, zodat daar parkeren niet was toegestaan. Voor de vaststelling of de gedraging is verricht is van belang om vast te stellen of het voertuig van de betrokkene ter plaatse stond geparkeerd.
5. Artikel 1 van het RVV 1990 verstaat onder parkeren:
“Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.”
6. Onder onmiddellijk laden of lossen van goederen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 1999, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:1999:AA2760). Het dient dan te gaan om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht.
7. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedurende 5 minuten zijn er door mij geen laad- en losactiviteiten waargenomen.”
8. Voorts bevindt zich in het dossier een aanvullend proces-verbaal d.d. 30 oktober 2015, waarin de verbalisant onder andere verklaart dat hij heeft waargenomen dat de onder 1. vermelde gedraging is verricht. Bij het aanvullende proces-verbaal zijn twee foto's gevoegd van de verkeerssituatie op de Vertrekpassage te Schiphol.
9. Volgens vaste jurisprudentie van het hof wordt onder de tijd die nodig is voor het onmiddellijk laten uitstappen van een passagier niet begrepen de tijd die de passagier ná het uitstappen nodig heeft om zijn bestemming te bereiken (vgl. het arrest van het hof van 13 februari 2017, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2017:1042). Dat sprake is van uitstappen, dan wel van activiteiten die kunnen worden aangemerkt als verband houdende met het uitstappen, zal waarneembaar moeten zijn. Het vorenstaande is niet anders indien de betrokkene gehandicapt is. Na het uitstappen had de gemachtigde de betrokkene bij de ingang van de vertrekhal kunnen achterlaten om haar zo nodig later verder te kunnen begeleiden, nadat het voertuig was geparkeerd op een plaats waar dat is toegestaan. Uit de omstandigheid dat de verbalisant gedurende de gehanteerde pardontijd van vijf minuten geen laad- en losactiviteiten heeft waargenomen, moet worden afgeleid dat de gemachtigde de betrokkene kennelijk niet alleen naar binnen heeft gebracht, maar ook verder is gegaan. De uitzondering voor het onmiddellijk laten in- of uitstappen van passagiers doet zich hier daarom niet voor. Hetzelfde geldt voor de vraag of hier sprake was van het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Niet gebleken is dat de betrokkene heeft volstaan met het bij de ingang van de vertrekhal afzetten van de bagage van de betrokkene. Aldus was sprake van parkeren. Dit brengt mee dat de gedraging is verricht.
10. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.
11. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.