Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, die stelt een onbekende nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1996, heeft op 28 juli 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit is genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en is het onderwerp van het beroep van eiser.
Tijdens de zitting op 1 september 2021, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen via een skype-verbinding. Eiser heeft betoogd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door te stellen dat Duitsland om zijn terugname is gevraagd, en dat het claimakkoord niet bij het bestreden besluit is gevoegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeken aan Duitsland om eiser terug te nemen op de juiste wijze zijn gedaan en dat de stelling van eiser over het claimakkoord geen wettelijke grondslag heeft.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de coronamaatregelen een beletsel vormen voor zijn overdracht aan Duitsland. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is, maar dat dit de vaststelling van Duitsland als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig maakt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.