2.2.Ingevolge artikel 4.1.1., eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) draagt het college zorg voor de inrichting van een Veilig Thuis-organisatie. Artikel 2.6.1 is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 4.1.1., tweede en derde lid, van de Wmo 2015 is bepaald welke taken Veilig Thuis uitoefent.
In artikel 2.6.1., eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat de colleges met elkaar samenwerken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is.
Ingevolge artikel 5.3.5. van de Wmo 2015 is Veilig Thuis bevoegd tot het nemen van een besluit op een aanvraag tot vernietiging van een dossiers.
In artikel 2, eerste lid, van Gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond (GRJR)is bepaald dat er een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd Openbaar Lichaam Jeugdhulp Rijnmond is. Het is gevestigd in Rotterdam.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de GRJR bestaat er een samenwerkingsverband tussen vijftien gemeenten.
3. Verweerster heeft eisers bij brief van 11 december 2020 op voorhand en in afwachting van een uitspraak van deze rechtbank meegedeeld dat zij is opgericht als stichting en geen bevoegdheden uitoefent namens of in de hoedanigheid van een bestuursorgaan. Verweerster stelt zich op het standpunt dat de bestuursrechter onbevoegd is in deze zaak en dat eisers zich moeten wenden tot de civiele rechter.
4. De rechtbank overweegt dat verweerster geen orgaan is van het Openbaar Lichaam Jeugdhulp Rijnmond en dat niet is gebleken dat verweerster is ondergebracht bij een GGD. Verweerster is een zelfstandige stichting. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerster een privaatrechtelijke rechtspersoon en geen krachtens publiekrecht ingesteld orgaan van een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. De rechtbank verwijst ter vergelijking naar de rechtspraak genoemd in voetnoot 2.
5. De rechtbank zal thans beoordelen of verweerster een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb zijn.
6. Gelet op de taken, zoals die zijn bepaald in artikel 4.1.1. van de Wmo 2015, is verweerster naar het oordeel van de rechtbank niet met enig openbaar gezag bekleed, zodat verweerster evenmin een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is. Dit betekent dat de brief van verweerster van 17 september 2020 niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Tegen deze beslissing van verweerster staat dan ook geen (bezwaar en) beroep open. Voor zover eisers menen dat verweerster onzorgvuldig dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, kunnen zij zich tot de civiele rechter wenden.
7. De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.