ECLI:NL:RBDHA:2021:10051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vernietiging dossier bij Veilig Thuis en onbevoegdheid van de rechtbank

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de stichting Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond. Eiseres had verzocht om de verwijdering van haar gegevens en die van haar huisgenoten uit de systemen van Veilig Thuis. De stichting heeft dit verzoek afgewezen, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft onderzocht of Veilig Thuis als bestuursorgaan kan worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat Veilig Thuis geen bestuursorgaan is, omdat het een zelfstandige stichting betreft die niet met openbaar gezag is bekleed. De rechtbank oordeelt dat de brief van Veilig Thuis van 17 september 2020 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb, waardoor er geen mogelijkheid is voor bezwaar of beroep. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om de zaak te behandelen en verwijst eiseres naar de civiele rechter voor eventuele claims van onzorgvuldig of onrechtmatig handelen. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft de partijen op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7490 BESLU

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] en

[eiser], te [wijk] ( [woonplaats] ), eisers,
en

de stichting Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond, verweerster

(gemachtigde: mr. M.B. Volp).

Procesverloop

Bij brief van 29 juli 2020 heeft eiseres verweerster onder meer verzocht om verwijdering van haar gegevens en gegevens van haar huisgenoten inclusief partner uit de systemen van verweerder en bij ketenpartners waar de hulpvraag mee is besproken, zoals het wijkteam [wijk] .
Bij brief van 17 september 2020 heeft verweerster het verzoek om vernietiging van dossier met nummer [nummer] afgewezen.
Eisers hebben op 24 oktober 2020 bij de rechtbank Rotterdam beroep ingesteld tegen de brief van 17 september 2020.
Eiseres heeft tevens bij brief van 28 oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen de brief van
17 september 2020.
Op 24 november 2020 heeft de rechtbank Rotterdam het beroep van eisers verwezen naar deze rechtbank.
Bij brief van 14 januari 2021 heeft verweerster de rechtbank een afschrift van de brief aan eisers van 11 december 2020 gezonden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
2.1.
Volgens artikel 1:1, eerste lid, van de Awb wordt onder een bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
2.2.
Ingevolge artikel 4.1.1., eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) draagt het college zorg voor de inrichting van een Veilig Thuis-organisatie. Artikel 2.6.1 is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 4.1.1., tweede en derde lid, van de Wmo 2015 is bepaald welke taken Veilig Thuis uitoefent.
In artikel 2.6.1., eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat de colleges met elkaar samenwerken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is.
Ingevolge artikel 5.3.5. van de Wmo 2015 is Veilig Thuis bevoegd tot het nemen van een besluit op een aanvraag tot vernietiging van een dossiers.
In artikel 2, eerste lid, van Gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond (GRJR) [1] is bepaald dat er een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd Openbaar Lichaam Jeugdhulp Rijnmond is. Het is gevestigd in Rotterdam.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de GRJR bestaat er een samenwerkingsverband tussen vijftien gemeenten.
3. Verweerster heeft eisers bij brief van 11 december 2020 op voorhand en in afwachting van een uitspraak van deze rechtbank meegedeeld dat zij is opgericht als stichting en geen bevoegdheden uitoefent namens of in de hoedanigheid van een bestuursorgaan. Verweerster stelt zich op het standpunt dat de bestuursrechter onbevoegd is in deze zaak en dat eisers zich moeten wenden tot de civiele rechter.
4. De rechtbank overweegt dat verweerster geen orgaan is van het Openbaar Lichaam Jeugdhulp Rijnmond en dat niet is gebleken dat verweerster is ondergebracht bij een GGD. Verweerster is een zelfstandige stichting. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerster een privaatrechtelijke rechtspersoon en geen krachtens publiekrecht ingesteld orgaan van een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. De rechtbank verwijst ter vergelijking naar de rechtspraak genoemd in voetnoot 2. [2]
5. De rechtbank zal thans beoordelen of verweerster een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb zijn.
6. Gelet op de taken, zoals die zijn bepaald in artikel 4.1.1. van de Wmo 2015, is verweerster naar het oordeel van de rechtbank niet met enig openbaar gezag bekleed, zodat verweerster evenmin een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is. Dit betekent dat de brief van verweerster van 17 september 2020 niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Tegen deze beslissing van verweerster staat dan ook geen (bezwaar en) beroep open. Voor zover eisers menen dat verweerster onzorgvuldig dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, kunnen zij zich tot de civiele rechter wenden.
7. De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2 maart 2018, nr. 44607
2.Uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 juli 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:3272) en de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 oktober 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:5174)