2.8.Het vorenstaande betekent dat de brief van 3 april 2020 waarin eiser verzocht heeft om de volgens hem achtergehouden informatie alsnog aan hem te verstrekken niet is aan te merken als een aanvraag tot het nemen van een besluit in de door de Awb bedoelde zin, nog daargelaten dat verweerder in zijn brief van 9 april 2020 wel op dit verzoek heeft gereageerd, zij het niet in de door eiser gewenste zin.
De brief van 9 april 2020 is daarom ook niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Tegen deze beslissing van verweerder staat dan ook geen (bezwaar en) beroep open.
Voor zover eiser meent dat verweerder onzorgvuldig dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, zal eiser zich tot de civiele rechter moeten wenden. De rechtbank wijst eiser erop dat hij zich in dat geval zal moeten laten bijstaan door een advocaat.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2. Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K.V. van Weert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum verzet doen bij de Rechtbank Gelderland, bestuursrecht, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. De indiener van het verzet kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Bij het doen van het verzet dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het verzetschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het verzetschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen verzet wordt gedaan;
d. de gronden van het verzet.