Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
5 oktober 2018, het bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat op grond van artikel 15, sub b, van de Afstemmingsverordening Pw, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2017 (hierna: de afstemmingsverordening) bij (dreigend) fysiek geweld een verlaging van 100% voor de duur van één maand wordt opgelegd. Gelet op de inhoud van de aangifte alsmede de bevindingen uit de bijbehorende rapportage is voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser de genoemde gedragingen, namelijk het bedreigen van [medewerkster verweerder] en haar kinderen met de dood, heeft begaan. De enkele stelling van eiser dat hij de bedreigingen niet heeft geuit is onvoldoende om te twijfelen aan de aangifte van 22 augustus 2018 en de gedane verklaring, zoals verwoord in het verweerschrift behorende bij de voorlopige voorzieningenprocedure met zaaknummer SGR 18/5838.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 17,02.