Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[verzoekster] , verzoekster,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Den Haag
In deze zaak verzoekt de verzoekster, een Kosovaarse vreemdeling, om een voorlopige voorziening in verband met haar overplaatsing van de Gezinslocatie in Ter Apel naar de Gezinslocatie in Emmen. De verzoekster verblijft sinds 8 maart 2019 in de Gezinslocatie in Ter Apel, een buitenwettelijke opvanglocatie, en heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overplaatsing, die zou plaatsvinden op 9 september 2020. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bezwaar van verzoekster gericht is tegen de beëindiging van de opvang in Ter Apel en de voortzetting van de opvang in Emmen, en dat dit een feitelijke handeling is als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overplaatsing onoverkomelijke gevolgen voor haar heeft, en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter benadrukt dat de overplaatsing het gevolg is van de sluiting van de Gezinslocatie in Ter Apel, die plaatsmaakt voor een opvanglocatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster geen recht heeft op opvang op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) en dat de opvang in Ter Apel niet op een wettelijke basis is gefundeerd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat de afstand naar Emmen niet onoverkomelijk is en de continuïteit van de medische behandeling niet in gevaar komt.