ECLI:NL:RBDHA:2020:962
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting, die plaatsvond in Middelburg, is de zaak behandeld samen met een andere zaak. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dit betekent dat er vanuit gegaan kan worden dat Italië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen, tenzij de eiser kan aantonen dat dit niet het geval is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij behoort tot de categorie van bijzonder kwetsbare asielzoekers, zoals bedoeld in het arrest Tarakhel. Eiser heeft ook geen overtuigende argumenten gepresenteerd die zouden rechtvaardigen dat zijn asielaanvraag door Nederland in behandeling zou moeten worden genomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvraag aan zich te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.