ECLI:NL:RBDHA:2020:962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
NL19.29883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting, die plaatsvond in Middelburg, is de zaak behandeld samen met een andere zaak. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dit betekent dat er vanuit gegaan kan worden dat Italië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen, tenzij de eiser kan aantonen dat dit niet het geval is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij behoort tot de categorie van bijzonder kwetsbare asielzoekers, zoals bedoeld in het arrest Tarakhel. Eiser heeft ook geen overtuigende argumenten gepresenteerd die zouden rechtvaardigen dat zijn asielaanvraag door Nederland in behandeling zou moeten worden genomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvraag aan zich te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.29883
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.J. van den Hoogen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.29884, plaatsgevonden op 9 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Abdulla. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet is in geschil dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Op 13 november 2019 heeft Italië op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening [1] ingestemd met het terugnameverzoek.
2. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] moet ervan worden uitgegaan dat ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit geldt voor asielzoekers die niet kunnen worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar als bedoeld in het arrest Tarakhel [3] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat bij terugkeer een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [4] .
3. Hierin is eiser niet geslaagd. De rechtbank volgt de lijn van de Afdeling ten aanzien van asielzoekers die niet kunnen worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar. Het beroep van eiser op de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 29 november 2019 [5] slaagt niet, nu deze uitspraak ziet op bijzonder kwetsbare personen en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot deze categorie vreemdelingen behoort.
4. Eiser heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn persoonlijke omstandigheden niet aan Italië kan worden overgedragen.
5. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, op 9 januari 2020.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Uitspraken van 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4131), 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1861) en 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2957)
3.Arrest van het EHRM van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden