ECLI:NL:RBDHA:2020:9559
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen procesbelang meer heeft bij de beroepsprocedure. Dit besluit volgde op het bestreden besluit van 30 april 2020, waarin werd gesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser op 20 juli 2020 had meegedeeld niet naar de zitting te komen, zonder het standpunt van verweerder te weerspreken. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen contact meer was tussen eiser en zijn gemachtigde, en dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken sinds 1 juli 2020.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, er geen rechtens te beschermen belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen procesbelang is en heeft zij het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.