ECLI:NL:RBDHA:2020:9429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
NL19.27755 en NL19.27756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over te late besluitvorming op asielaanvragen en oplegging van dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, zijn eisers, vertegenwoordigd door mr. W. Boelens, in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door T. Kleve, omdat er niet tijdig is beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 30 oktober 2019 verweerder in gebreke hebben gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen gegrond zijn, omdat verweerder te laat heeft beslist.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog besluiten te nemen op de aanvragen van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat de beslistermijn niet onterecht wordt verlengd en om de belangen van eisers te beschermen. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat zij juridische bijstand hebben ingeschakeld.

De uitspraak is gedaan op 9 juli 2020 en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft aangegeven dat zodra het weer mogelijk is, de uitspraak alsnog openbaar zal worden gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.27755 en NL19.27756

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , met V-nummer [V-nummer] , eiser, en

[eiseres], met V-nummer [V-nummer] , eiseres, hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. W. Boelens) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvragen van eisers. In zijn verweerschrift van 9 december 2019 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat eisers verweerder op 30 oktober 2019 in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
De beroepen zijn kennelijk gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluiten heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van
twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, lid 3, van de Awb). De rechtbank ziet in dit geval echter geen aanleiding voor een langere termijn.
6. In zijn verweerschrift zegt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eiser wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eiser kan beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eiser. Verweerder verzoekt de rechtbank om te bepalen dat het eerste gehoor van eiser binnen acht weken na verzending van de uitspraak plaatsvindt. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van 2 april 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem1.
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eisers in deze zaak nog niet de kans hebben gehad om hun asielaanvraag te onderbouwen. Het is daarom nog niet duidelijk of de aanvraag van eisers in de Algemene Asielprocedure (AA-procedure) of de Verlengde Asielprocedure (VA-procedure) zal worden behandeld.
8. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiser bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In afwijking van het landelijk beleid van een maximum van € 15.000 wordt het maximum bepaald op
€ 7.500.2 De rechtbank verlaagt dit maximum om de termijn dat een dwangsom wordt verbeurd te verkorten. Als de dwangsom nog niet volledig is verbeurd, is het voor een vreemdeling immers lastig een nieuw beroep niet tijdig zonder nieuwe feiten en omstandigheden, gehonoreerd te zien.3 Dat betekent dat de vreemdelingen, als aan de termijnen niet wordt voldaan en bij een maximum van € 15.000, nog 150 dagen moet wachten voordat alle dwangsommen zijn verbeurd. Deze termijn acht de rechtbank te lang en daarom verkort de rechtbank deze termijn tot 75 dagen. Hiermee komt de rechtbank tegemoet aan het belang van eiser om, wanneer verweerder aan de uitspraak geen gevolg geeft, de zaak zonder nieuwe feiten en omstandigheden opnieuw aan de rechter voor te kunnen leggen. Deze dwangsom geldt voor eisers gezamenlijk. Verweerder moet wel afzonderlijk op de aanvragen beslissen, maar de beslissingen die moeten worden genomen hangen nauw met elkaar samen4.
10. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent ook dat eisers een vergoeding krijgen voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaken alleen gaan over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de, met besluiten gelijk te stellen, niet tijdig nemen van de besluiten;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog besluiten bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does rechter, in aanwezigheid van M. Bos griffier
.Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
3 Rb. Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 25 oktober 2019, r.o. 3 (ECLI:NL:RBDHA:2019:11476)
4 ABRvS 3 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:393
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
09 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.