ECLI:NL:RBDHA:2020:9417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
19_6987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een bezwaar tegen een aanslag erfbelasting en de niet-ontvankelijkheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een aanslag erfbelasting die aan eiser was opgelegd. De aanslag betrof een te betalen bedrag van nihil, en het bezwaar van eiser tegen deze aanslag was door verweerder afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat het bezwaar hem niet in een betere positie kon brengen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had geen belang bij het bezwaar, aangezien de aanslag nihil was en er geen belastingrente of bestuurlijke boete was opgelegd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/6987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een aanslag erfbelasting opgelegd (de aanslag).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 september 2019 het bezwaar tegen de aanslag afgewezen.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 12 juni 2020 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld een behandeling op zitting niet nodig te achten en partijen verzocht binnen een week te laten weten of zij toch op een zitting willen worden gehoord. Geen van beide partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft vervolgens op 7 september 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Op 2 december 2017 is de heer [erflater] (de erflater) overleden. In het testament van de erflater zijn eiser en zijn echtgenote tezamen en ieder voor gelijke delen tot erfgenamen benoemd.
2. Ter zake van de verkrijging van de nalatenschap van de erflater zijn met dagtekening 29 januari 2019 aan eiser en zijn echtgenote aanslagen erfbelasting opgelegd. De aan eiser opgelegde aanslag vermeldt een belaste verkrijging van € 197.137 en een te betalen bedrag van nihil. De aan de echtgenote opgelegde aanslag vermeldt eenzelfde belaste verkrijging en een te betalen bedrag van € 66.627.
3. Namens de erfgenamen is op 30 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. De hier voorliggende uitspraak op bezwaar ziet uitsluitend op het bezwaar van eiser.
4. Met dagtekening 15 oktober 2019 is aan eiser een navorderingsaanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 197.137 en een te betalen bedrag van € 33.313. De aan de echtgenote opgelegde aanslag is bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2019 verminderd naar € 33.313.
Geschil
5. In geschil is of de aanslag erfbelasting naar een juist bedrag is opgelegd. Eiser stelt dat de aanslag € 8.000 hoger is dan toegezegd, dat ten onrechte rente is berekend en dat hij onjuist is geïnformeerd door verweerder.
Beoordeling van het geschil
6. Een bezwaar dient niet-ontvankelijk te worden verklaard indien de indiener van dat rechtsmiddel geen belang bij het bezwaar heeft. Daarvan is sprake indien het bezwaar de indiener niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende beslissingen (zie HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844).
7. De aan eiser opgelegde aanslag bedraagt nihil. Bij de aanslag is geen belastingrente in rekening gebracht en is geen bestuurlijke boete opgelegd. Het bezwaar tegen de aanslag kan dan ook niet leiden tot vermindering van de aanslag erfbelasting of een daarbij gegeven nevenbeschikking. Dat het bezwaar eiser anderszins in een betere positie kan brengen is gesteld noch gebleken. Verweerder had het bezwaar van eiser tegen de aanslag dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren. Nu het bezwaar in afwijking daarvan door verweerder is afgewezen, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen en, doende wat verweerder had moeten doen, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
8. Voor zover de gronden van het beroep zich richten tegen de op 15 oktober 2019 aan eiser opgelegde navorderingsaanslag erfbelasting, kan de rechtbank daarover geen oordeel geven omdat de uitspraak op bezwaar geen betrekking heeft op die navorderingsaanslag. Tegen die navorderingsaanslag staat afzonderlijk bezwaar open. Daarbij heeft te gelden dat op verweerder de verplichting rust om eiser schriftelijk te informeren dat hij zijn klachten tegen de navorderingsaanslag dient te richten. Indien verweerder dat niet heeft gedaan, kan een eventuele termijnoverschrijding verschoonbaar worden geacht (zie HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1513).
Proceskosten
9. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.