ECLI:NL:GHDHA:2021:1056
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag erfbelasting en navorderingsaanslag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag erfbelasting. De belanghebbende, aangeduid als [X], had een aanslag erfbelasting ontvangen met een belaste verkrijging van € 197.137 en een te betalen bedrag van nihil. Het bezwaar van de belanghebbende werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot beroep bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, maar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof oordeelde dat de Rechtbank terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de belanghebbende geen belang had bij het bezwaar. De aanslag was nihil en er was geen belastingrente of boete opgelegd, waardoor het bezwaar niet kon leiden tot een betere positie voor de belanghebbende. Het Hof bevestigde dat de belanghebbende en zijn echtgenote de mogelijkheid hadden om bezwaar te maken tegen de navorderingsaanslag, maar dit niet hadden gedaan. Het Hof concludeerde dat de Rechtbank op goede gronden had geoordeeld en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.