Overwegingen
1. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht. Eiseres heeft (in dossier AWB 19/7226) op 23 oktober 2019 een formulier ingediend waaruit blijkt dat eiseres geen inkomen heeft en niet over vermogen beschikt. Eiseres voldoet daarmee aan de voorwaarden voor vrijstelling van het betalen van het griffierecht. Aan eiseres wordt daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht verleend.
2. Eiseres is geboren op [1993] en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Zij heeft psychische klachten die voortkomen uit een posttraumatische stressstoornis van matige ernst. Het gaat om klachten als nachtmerries, opdringende herinneringen en herbelevingen. Verder zijn er dissociatieve klachten, angst- en dwangklachten en depressieve klachten met suïcidale gedachten en plannen en automutilatie. Er is een lage zelfwaardering gepaard met een sterk negatief over zichzelf denken.
Eiseres heeft aan verweerder gevraagd om haar uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en eiseres geen uitstel van vertrek verleend. Eiseres kan reizen. Bij het uitblijven van een medische behandeling bij eiseres wordt in principe geen medische noodsituatie op korte termijn verwacht. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op een advies van het BMA van 16 september 2019.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat het BMA-advies niet inzichtelijk en concludent is en dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Het BMA stelt enerzijds dat geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, maar anderzijds dat een medische noodsituatie niet geheel is uitgesloten. Daarnaast blijkt uit het BMA-advies dat de behandelmogelijkheden in Sierra Leone ongewis zijn en reizen naar Sierra Leone wordt ontraden. Verder is er ten onrechte niet getoetst of de feitelijke uitzetting van eiseres kan leiden tot een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden (EVRM). Eiseres verwijst naar het arrest C.K. tegen Slovenië.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is een advies van het BMA aan verweerder aan te merken als een deskundigenadvies. Verweerder moet, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat dit advies inzichtelijk, concludent en zorgvuldig en tot stand is gekomen. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder van dit advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
6. De rechtbank acht het BMA-advies, dat is gebaseerd op informatie van de behandelend sector van eiseres, inhoudelijk inzichtelijk en concludent. Verweerder heeft uit het BMA-advies de conclusie mogen trekken dat terugkeer van eiseres naar haar land van herkomst niet zal leiden tot een medische noodsituatie. Daarvoor is van belang dat verweerder heeft toegelicht dat hij slechts een medische noodsituatie aanneemt, als het BMA concludeert dat bij het uitblijven van behandeling zich ‘naar alle waarschijnlijkheid’ op de korte termijn een medische noodsituatie zal ontstaan. Als het BMA (zoals in geval van eiseres) concludeert dat een medische noodsituatie niet valt uit te sluiten, maar op korte termijn niet wordt verwacht dan neemt verweerder geen medische noodsituatie aan. Verweerder heeft verwezen naar het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 augustus 2017 (WBV 2017/8) en de werkinstructie 2018/16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval in het BMA-advies dat een medische noodsituatie “niet valt uit te sluiten” niet hoefde lezen dat “naar alle waarschijnlijkheid” op de korte termijn een medische noodsituatie zal ontstaan. Voor een dergelijke lezing biedt het advies geen aanknopingspunten.
Verder heeft verweerder terecht overwogen dat de conclusie van het BMA dat reizen naar Sierra Leone wordt afgeraden, niet betekent dat er dus een medische noodsituatie zal ontstaan. Het BMA raadt het reizen af vanwege het ontbreken van behandelmogelijkheden, maar zegt daarmee niet dat het uitblijven van behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie. Nu de conclusie van het BMA is dat stopzetting van de behandeling niet zal leiden tot een medische noodsituatie, hoeft verweerder niet in te gaan op behandelmogelijkheden in Sierra Leone.
De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar standpunt dat het BMA-advies gebrekkig zou zijn op het punt van de toetsing van de feitelijke uitzetting. Daarvoor is allereerst van belang dat het aan de vreemdeling is om objectieve gegevens te overleggen die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvan voor een overdracht aantonen. Deze gegevens zijn niet door eiseres overgelegd. Daarbij heeft de BMA-arts bij het antwoord op vraag 5a geconcludeerd dat eiseres kan reizen en dat geen medische reisvoorwaarden noodzakelijk zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder in zijn besluitvorming uitgaat van een onjuist toetsingskader gelet op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EHRM). Eiseres stelt dat verweerder het arrest Savrannog niet heeft verwerkt in zijn beleid. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat verweerder gelet op het arrest Paposhvilieen te hoge drempel opwerpt voor toepassing van artikel 64 van de Vw.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft toegelicht op welk punt verweerders beleid niet in overeenstemming is met genoemde uitspraken van het EHRM. De enkele stelling van eiseres dat verweerders beleid een te hoge drempel opwerpt voor toepassing van artikel 64 van de Vw is, zonder nadere concretisering, onvoldoende om van de juistheid van die stelling uit te kunnen gaan. Daarbij is voorts van belang dat de genoemde uitspraken van het EHRM met name gaan over de feitelijke toegankelijkheid van zorg in het land van herkomst. Nu in het geval van eiseres de conclusie is dat geen medische noodsituatie zal ontstaan op korte termijn, komt verweerder aan de vraag of behandeling mogelijk en toegankelijk is in het land van herkomst niet toe. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet heeft onderkend dat eiseres moeder is geworden van een zoon. Dit had verweerder moeten meewegen bij de beantwoording van de vraag of eiseres in aanmerking komt voor uitstel van vertrek. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat verweerder dit had moeten betrekken in het kader van artikel 8 van het EVRM. Als eiseres moet vertrekken dan heeft dat ook gevolgen voor haar zoon en daarover heeft verweerder niets gezegd.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag om uitstel van vertrek een persoonsgebonden procedure is die alleen ziet op de (persoonlijke) situatie van de aanvrager. Verweerder heeft het feit dat eiseres moeder is van een zoon dus niet in het kader van artikel 8 van het EVRM bij de beoordeling van de aanvraag om uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 Vw hoeven betrekken. Als eiseres een beroep wil doen op artikel 8 van het EVRM kan zij daarvoor een aanvraag indienen bij verweerder. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder het bezwaarschrift ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard en dus ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting. Gelet op de door eiseres ingeroepen arresten is er op zijn minst twijfel mogelijk over het door verweerder ingenomen standpunt. Alleen al daarom had verweerder eiseres moeten horen, voordat hij een beslissing zou nemen op het bezwaar.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder slechts van horen mag afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie zich heeft voorgedaan. In het primaire besluit heeft verweerder geconcludeerd dat er geen medische noodsituatie zal ontstaan op korte termijn. Verweerder komt daarom niet toe aan de vraag of er behandelmogelijkheden zijn in het land van herkomst. Met de enkele verwijzing naar de arresten Savran en Paposhvili heeft eiseres geen twijfel gezaaid over dit standpunt nu deze arresten alleen gaan over de feitelijke toegankelijkheid van behandeling in het land van herkomst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de inhoud van het bezwaarschrift geen aanleiding hoeven zien om eiseres te horen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
12. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.