ECLI:NL:RBDHA:2020:8723
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrek specifieke zorgkosten door erven van erflater na overlijden
In deze zaak hebben de erven van een erflater beroep ingesteld tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd voor het jaar 2016. De inspecteur had de aanslag gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar. De erven stelden dat de erflater recht had op aftrek van specifieke zorgkosten, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting telefonisch hervat, maar de erven en hun gemachtigde hebben zonder kennisgeving niet deelgenomen aan de zitting. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen, ondanks een later ontvangen schrijven van de gemachtigde van de erven. De rechtbank overwoog dat de gemachtigde van de erven zich volstrekt onbereikbaar hield en dat de uitnodigingen voor de zitting op juiste wijze waren verzonden. De rechtbank concludeerde dat de erven niet konden aantonen dat de specifieke zorgkosten in aanmerking kwamen voor aftrek, en verklaarde het beroep ongegrond. Wel werd de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan de erven te vergoeden.